| |
| |
| |
Hoofdstuk 7/De ongehuwde vrouw
Gehuwd en ongehuwd zijn de beide vormen van volwassen leven, die men levensstaat pleegt te noemen. Nu hoop ik maar, dat vele gehuwde lezers dit hoofdstuk niet overslaan, omdat het ongehuwde bestaan ‘toch niet van hun gading is’. Dat zou jammer zijn, want het bestaan van de ongehuwde gaat iedereen, ook de gehuwden, aan. De situatie is nu eenmaal zo, dat het overgrote deel van de volwassen mensen gehuwd is en dat de opvattingen, oordelen en vooroordelen, die het beeld en de plaats van de ongehuwde in onze samenleving bepalen, dan ook meningen zijn van gehuwde mensen. Het is de stellingname van ons, gehuwden, die het bestaan van de ongehuwden, die mét en naast ons onze samenleving uitmaken, vorm geeft.
Wanneer men zich verdiept in de achtergronden van het ongehuwd zijn, dan komt men al gauw tot de ontdekking, dat het hier een zeer ingewikkeld en moeilijk in zijn algemeenheid te overzien verschijnsel betreft. Een verschijnsel, dat typisch van onze tijd is.
Naarmate de grote moderne eenzaamheid het liefdeshuwelijk meer en meer als levensideaal naar de voorgrond gebracht heeft, zijn de moeilijkheden van het ongehuwde bestaan evenredig toegenomen en heeft vooral het gemis, het ontbreken, het negatieve van deze levensstaat de aandacht gekregen. Het is dan ook voor de meeste ongehuwden in onze tijd een grote en vaak ook niet helemaal gelukkende opgave om te komen tot een bestaanswijze, die even volmenselijk is als het gehuwde bestaan dat is (of vaak lijkt!).
Het blijkt, dat het aantal ongehuwde vrouwen geleidelijk afneemt. Er wordt veel meer getrouwd. Maar er is ook een nieuw soort ongehuwde vrouwen ontstaan. De zelfstandige ongehuwde
| |
| |
| |
| |
vrouw, zoals wij die nu kennen, bestond vroeger niet. In de vorige eeuw vervulden ongehuwde vrouwen meestal een bescheiden taak in de schaduw van het gezinsleven van hun ouders, gehuwde broers of zusters, dan wel in dienstbetrekking. Het grote leger ‘meiden’, zoals het huispersoneel toen heette en waarvan er velen ongehuwd bleven, is verdwenen. Het huidige beeld en daarmede de problemen van de ongehuwde vrouw zijn door de grotere bewustwording, een betere opvoeding en haar maatschappelijke emancipatie geheel anders geworden.
Wàt valt er van de oorzaken van het ongehuwd zijn te zeggen? De meest populaire opvatting is nog steeds, dat er nu eenmaal een vrouwenoverschot is en dat, als dit eenmaal - zoals verwacht wordt - is verdwenen, het ‘probleem-ongehuwde vrouw’ daarmede tevens verdwijnt. Die opvatting lijkt echter niet juist. Dat vrouwenoverschot is niet zo groot: op 1000 mannen zijn er 1004 vrouwen; niet zo'n groot verschil dus. Voor ieder geval van niet-gekozen ongehuwd zijn is bij nader inzicht dan ook wel een oorzaak of één of meer redenen aanwezig. En het is niet in te zien, waarom deze redenen zouden verdwijnen, wanneer er weer meer mannen komen. Deze redenen zijn in het individuele geval meestal onderling verweven en hebben daarenboven vaak een diepere, soms zelfs onbewuste, oorzaak, samenhangend met vroege jeugdervaringen. Doch ook zo van buitenaf gezien, kan men al een aantal typen onderscheiden, die behalve dat zij ongehuwd zijn, soms weinig met elkaar gemeen hebben. Ter illustratie worden er hier een paar genoemd.
Een type dat, als we goed zien, steeds zeldzamer wordt en dus bij een verleden tijdperk gaat horen, vormen die wat onhandige, weinig ontwikkelde, onaantrekkelijke vrouwen, die door een ontoereikende opvoeding (en vaak een totaal óntbrekende sexopvoeding) wat buiten het leven van alledag staan en vroeger als ‘suikertantetjes’ in vele families wel voorkwamen. Een heel ander type is de vrouw, die ongehuwd blijft, omdat zij het als haar plicht beschouwt voor anderen (meestal de ouders) te zorgen en aan hen
| |
| |
haar leven en daarmede vaak haar eigen geluk te offeren. Weer anderen worden zó betrokken in hun beroep en arbeid, in de taak die zij zich gesteld hebben - en dan kan men denken aan verpleegsters, artsen, onderwijzeressen, maatschappelijke werksters of leraressen - dat zij niet aan een huwelijk toekomen. Een geheel ander type, dat meer bij mannen dan bij vrouwen lijkt voor te komen, is de mens, die op het gebied van liefde en huwelijk naar het onbereikbare, het perfecte streeft. Wij kennen verder ook allemaal de teleurgestelde, die zich door een ongelukkige ervaring voor eens en voor altijd heeft laten ontmoedigen, of die aan een bepaald persoon, ook als een huwelijk met deze om een of andere reden niet mogelijk is gebleken, blijft hangen, alsof er als het ware geen liefde meer over gebleven is om een nieuwe binding tot stand te brengen. Dan is er de grote reeks mensen, die hun kans hebben laten voorbijgaan of die hun bestaan zo leiden, dat het leven hen ook geen enkele kans kan geven.
De min of meer afwijkende types hebben wij dan nog niet eens genoemd: de don Juan of het vlindertje, die van de ene relatie in de andere terecht komt, zonder zich te kunnen binden aan één mens, zonder echt liefde te kunnen geven, of ook de mensen met een of andere lichamelijk of geestelijk gebrek, die wel een zeer bijzondere handicap hebben om zich te durven openstellen voor de liefde en het huwelijk en vaak sterke minderwaardigheidsgevoelens koesteren. Ten onrechte overigens! Want telkens valt het weer op, hoe goed huwelijken kunnen zijn, waar een der partners zulk een handicap heeft. Er zijn nog veel meer types dan deze enkelen te noemen. En toch komt het wezenlijke hiermede nauwelijks aan de orde. Die uitwendige factoren hebben wel hun betekenis, maar de diepere gronden worden er toch niet door verklaard en daar gaat het meestal toch om.
Waarom gaat iemand zó in zijn beroep op, dat hij vergeet te trouwen? Waarom offert iemand zich totaal op voor zijn ouders? Waarom leeft iemand zó, dat er ook geen kans is, dat zij ooit in aanraking komt met een geschikte huwelijkspartner? Die vraag
| |
| |
zal ieder, die zich in zo'n situatie bevindt, telkens voor zichzelf hebben te beantwoorden. Het kan vaak ontzettend moeilijk zijn daar achter te komen zonder hulp van buitenaf: een psycholoog, een psychiater, een ervaren geestelijk leidsman etc. Zo'n dieper motief kan bijvoorbeeld zijn een sterk minderwaardigheidsgevoelen over het eigen man of vrouw zijn. Maar wie kan dit bij zichzelf zodanig onderkennen, dat hij of zij er naar kan handelen? Een dergelijk minderwaardigheidsgevoel, dat de kern van het eigen vrouw zijn betreft, kan het voor een vrouw vrijwel onmogelijk maken zich als vrouw te durven stellen ten opzichte van de man. Zij opent zich niet als vrouw, valt niet op als vrouw, wordt niet als vrouw behandeld. Het opgaan in het werk of de opofferende zorg voor de ouders zijn dan vaak een excuus, soms zelfs een vlucht en bieden een voor de buitenwereld fraaie façade voor een innerlijk onvermogen, voor het niet kunnen opbrengen echt vrouw te zijn. Hiermede zijn wij dan langzamerhand beland in de neurotische sfeer, in de schijnaanpassing, die het domein van de psychiater is. Daarover zullen we hier echter niet verder uitweiden. Zijn dan alle ongehuwden te beschouwen als klanten voor de psychiater? Natuurlijk niet! Al zullen sommigen, die erg op gespannen voet leven met hun ongehuwde bestaan, zeker - al was het alleen maar om een beter inzicht in zichzelf te verkrijgen - gebaat zijn met een dergelijk contact. Het ongehuwd zijn als menselijke opgave en als op te lossen probleem is uiteindelijk echter zaak voor ieder afzonderlijk.
Wanneer wij over ongehuwde vrouwen spreken, is het van belang in het oog te houden, dat er eigenlijk twee soorten ongehuwde vrouwen zijn: jonge vrouwen, die nog geheel leven en staan in de verwachting van een komend huwelijk. Hen noemen wij in de wandeling tegenwoordig ‘meisjes’, al zijn ze dan ook 25 of 30 jaar. Ze horen niet (of nòg niet) tot wat wij onder ‘echte’ ongehuwde vrouwen verstaan. Die zijn meestal al wat ouder en hebben een min of meer definitieve bestaansvorm als ongehuwde gevonden (of doen hun best daarnog voor!). Tussen beide groepen in vinden wij
| |
| |
de wat oudere meisjes, die zichzelf nog niet definitief tot de ongehuwde vrouwen rekenen, maar die met het voortschrijden der jaren toch ernstig met deze bestaanswijze moeten gaan rekening houden. Het is die groep, die het vaak zo heel erg moeilijk heeft. Daar kan men met recht spreken over het probleem van de ongehuwde vrouw, daar wordt vaak geworsteld en gestreden om tot een oplossing te komen. Daar wordt ook bitter verdriet geleden. Zij verkeren in een periode, waarin onbevredigde gevoelens bewust gaan worden, waarin twijfel en levensangst op beklemmende wijze zich aandienen, waarin ernstige bestaanscrises voorkomen, waarin zij soms geleidelijk de zinvolheid van het bestaan voelen wegvlieden, waarin zij langzaam maar zeker een toekomst onder ogen moeten gaan zien, die wel erg verschilt van de verwachtingen, die zij er nog steeds van gehad hebben. Een toekomst als ongehuwde, als vrouw alleen, zonder de liefdesverbondenheid met een echtgenoot en zonder kinderen. Daarover moet men niet te licht denken, zeker als men ervan overtuigd is, dat ons menselijk bestaan steeds een bestaan als medemens is. Het is vooral het wonder van de liefde, de gevende en ontvangende liefde - zoals wij die al eerder in dit boek bespraken -, het is de liefde tussen twee mensen, die ons bestaan zo vanzelfsprekend een ‘medemenselijk’ bestaan en dus een echt menselijk bestaan maakt. Zonder deze liefde voor en van de ene, de ware, is het ook zo moeilijk om te komen tot een echte verbondenheid met anderen, zo moeilijk om echt medemens te kunnen zijn, zo moeilijk ook om de eenzaamheid in het bestaan te overwinnen. Een van de brieven, die ik naar aanleiding van de radiocauserieën ontving, toont dit duidelijk aan:
‘Met veel aandacht heb ik iedere uitzending beluisterd, maar toch zou ik mij zo graag eens uitspreken: Wat kun je doen tegen eenzaamheid? Ik bedoel niet, dat ik geen vrienden of kennissen heb. O, integendeel, genoeg, zelfs wel eens te veel, want m'n kamer puilt soms uit van het vele bezoek. Ik ben dan altijd erg vrolijk en opgewekt, maar dit is niet echt, want van binnen ben ik juist zo ontzettend eenzaam. Vooral als iedereen dan weer weg is en je weer alleen achterblijft, kan
| |
| |
ik het soms wel uitgillen, maar dit doe je natuurlijk niet. Neen, je beheerst je te allen tijde, maar het kan me zo ontzettend benauwen.
Vindt U dit een vreemde brief? Dokter, ik hoop niet, dat U hierom lacht, want dit is echt ernst. Ik heb een reuze prettige baan in... als... Maar ineens kan ik niet meer tegen al die ellende op. Als ik op m'n kamer kom, dan vliegen de muren mij aan en slaap ik niet meer. Nooit heb ik dit gehad, maar ik heb het geleidelijk aan gekregen. Zou het komen, omdat ik ouder word en de eenzaamheid sterker? Ik weet het niet, alleen verbaas ik mij erover. Iedereen zegt altijd, dat ik zo'n sterk karakter heb, maar ze weten en beseffen niet dat het momenteel maar schijn is. Ik ben 34 jaar en niet verloofd. Ik geloof niet, dat het ‘niet verloofd zijn’ het grote hiaat is op het ogenblik, want ik spreek zoveel mensen, die getrouwd zijn en toch ook eenzaam zijn. Of zou het toch een rol spelen? Natuurlijk zou ik het prettig vinden om getrouwd te zijn, maar ik had erg veel plezier in mijn werk en dacht daar altijd genoeg aan te hebben, zolang ik de ware man niet had ontmoet. Misschien heb ik dat alles bewust verdrongen en is dit nu niet meer mogelijk. Ik zou zo dolgraag weer mijn rust terugvinden, maar ik weet niet hoe en op welke manier. Ik bid wel tot God om geestelijke rust, maar zelfs als ik bid, tollen mijn gedachten honderd keer om en om en ben ik volkomen de draad kwijt. Er is niemand, die weet, met wat voor een probleem (eenzaamheid) ik rondloop. Hier in... heb ik niemand, met wie ik over deze dingen van gedachten zou kunnen wisselen. Mijn kennissen zouden mij niet geloven. Ook het kamerleven vind ik ontzettend. Je staat alleen op, ontbijt alleen, komt weer alleen thuis en zo maar door. Mijn ouders wonen niet hier, dus moest ik wel op kamers. Bovendien, als je 34 jaar bent geworden, moet je toch een zekere mate van zelfstandigheid hebben. Ik ben heel lang ‘kind’ geweest, niet volwassen, onzelfstandig. Mijn ouders (overigens lieve ouders) hebben mij altijd erg vastgehouden. Toen ik 26 jaar was, kon ik nog geen beslissingen nemen,
die tegen hun wil indruisten, uit angst, dat zij dan om de een of andere reden boos zouden zijn...’
En zo gaat deze brief nog een poos door. Verschillende andere luisteraarsters schreven in dezelfde geest. Wat een wonderlijke wereld toch; al deze eenzame mensen, die ook onze medemensen
| |
| |
zijn. Hoe meer mensen bijeen, hoe groter de stad, des te talrijker vaak de eenzamen. Wat weten mensen ook verschrikkelijk weinig van elkaar, zelfs al gaan ze bij elkaar op bezoek, zoals uit deze brief te lezen valt. Uit de brief van zojuist hebben wij kunnen horen, hoe het er achter een vrolijke façade van binnen kan uitzien, hoe een ongehuwde vrouw haar eenzaamheid zelf beleven kan. Maar laten wij ook eens kijken, hoe zij van buiten af bekeken wordt. Wat vindt ‘men’, die grote onbekende men, waarvan wij allemaal een klein stukje zijn, wat vindt die ‘men’ van de ongehuwde vrouw?
a] Zeer verbreid is de opvatting, dat de vrouw, die niet trouwt, ‘overgeschoten’ is. Onze tijd ziet de bestemming voor ieder mens in het huwelijk. Ieder normaal mens, zo redeneert men, is op zoek naar de liefde en wanneer die niet opduikt in de vorm van een huwelijkscandidaat, dan ligt dat aan die mens zelf. De ongehuwde vrouw wordt dan gemakkelijk gezien als degene, die niemand de moeite van het beminnen waard gevonden heeft, zij is de nietbeminde en daardoor als vrouw minder waard, een niet-uitverkorene, een soort tweederangsvrouw. Als men dat zo op deze manier zegt, klinkt het wat cru, maar toch waarderen vele mensen op soortgelijke wijze de ongehuwde vrouw en vinden haar eigenlijk een beetje zielig. Wanneer zij dan ook niet oppast, neemt zij zelf deze mening nog over ook!
Toch is dit weer een voorbeeld van een ondoordacht oordeel. Wat weten wij echt van die vrouw? Is zij werkelijk nooit bemind? Heeft zij nooit liefgehad? Dat is immers niet af te lezen van het gezicht van die kantoorjuffrouw, aan wie we al jaren gewend zijn of van die wijkverpleegster, die zo'n vertrouwd element in ons gezin geworden is.
b] Een andere, veel voorkomende opvatting van die ‘men’ hangt samen met de overdreven waarde, die nogal eens wordt toegekend aan de sexualiteit. Men vindt, dat een mens, en ook een vrouw, die geen sexuele ervaringen gekend heeft, een wat onaf, beperkt en onvolledig mens is. Hoe vaak kun je niet van mannen horen,
| |
| |
vooral als ze het onder elkaar over een of andere ongehuwde vrouw hebben, ‘Als die maar eens...’ en dan volgt in min of meer vrijmoedige taal een opsomming van de heilzame gevolgen, die een sexueel contact voor haar zou hebben. Men - en dat zijn dan vooral mannen - men denkt vaak, dat het ongehuwd-zijn vooral een gemis aan sexualiteit betekent. En vrouwen menen nogal eens, dat de moeilijkheden van het ongehuwde vrouw-zijn vooral bestaan in het gemis aan kinderen. Maar toch zijn deze beide vormen van gemis, meestal van betrekkelijk ondergeschikt belang in vergelijking met de fundamentele eenzaamheid van menig alleenstaande vrouw, waarbij ik ook denk aan het zo moeilijke bestaan van weduwen, ook al hebben zij kinderen.
c] Het beeld, dat ‘men’ van de ongehuwde vrouw heeft, wordt ongetwijfeld ook mede bepaald door het feit, dat zij - onbewust vaak - een bedreiging kan vormen. Allereerst voor de getrouwde vrouw. De ongehuwde vrouw zit meestal beter in de kleren, reist meer, gaat meer uit, is vrijer, heeft meer tijd voor culturele en sociale bezigheden, zij heeft ook minder aanleiding zich slavin van haar werk te voelen dan haar getrouwde zuster of kennissen. Maar ook voor de gehuwde man kan zij een bedreiging vormen. Het gebeurt nogal eens, dat zij een appèl doet op zijn mannelijkheid, want menig man waant zich nu eenmaal in onze mannencultuur de gelukbrenger bij uitstek van de vrouw. Hij ziet zich graag als haar schenker van materiële, geestelijke en sexuele voortreffelijk heden. Deze instelling leidt tot zoiets als ‘onberaden medelijden’ van zijn kant met die ‘ongelukkige ongehuwde’ vrouw. Men kan dit prachtig uitgewerkt lezen in de roman van Graham Greene, ‘De kern van de zaak’. Daarnaast - zie maar naar de secretaressemoppen in de diverse blaadjes - kunnen de beroepscontacten van gehuwde mannen met ongehuwde vrouwen een huwelijksbedreiging vormen. Het is deze - voor velen niet bewuste - demoraliserende, bedreigende invloed van de ongehuwde vrouw in onze samenleving, die soms een afwerende houding ten opzichte van haar bepaalt.
| |
| |
d] En dan tenslotte zie het ‘men’ in de ongehuwde vrouw (zonder veel onderscheid te maken) vaak het beeld van de verzuurde, licht hysterische, oude vrijster. Daarin onderkennen we de neiging om allen over één kam te scheren en hen gelijk te stellen met de gestoorde, oudere ongehuwde vrouw. Blijkbaar, omdat die enkele scheefgegroeiden veel meer indruk plegen te maken dan de doorsnee ongehuwde vrouw, die allerminst aan dit beeld beantwoordt.
Dit waren zo enkele facetten (er zijn er nog veel meer!), die het maatschappelijk aanzien en de positie van de ongehuwde vrouw in onze tijd mede bepalen en dit voor haar op de eerste plaats persoonlijk gegeven levensprobleem ook tot een moeilijk maatschappelijk probleem maken. Een probleem, dat wij allen in meerdere of mindere mate mede helpen in stand houden. De maatschappij, de grote ‘men’, ja wij allen, leggen de ongehuwde vrouw vaak een fnuikend gevoel van minderwaardigheid op. De menselijke verbondenheid, de echte medemenselijkheid, heeft in onze samenleving vrijwel haar enige plaats in het gezin. Het gezin, waar voor oudere ongehuwden blijkbaar geen plaats meer is.
Hard en moeilijk kan het bestaan van de ongehuwde zijn, die deze levensstaat niet zelf gekozen heeft. Kiezen is hier trouwens niet het woord. Want als zij het voor het kiezen gehad hadden, waren ze wèl getrouwd. In het gunstigste geval is het vaak een tweede keus, een schikking in het blijkbaar onvermijdelijke, een maken wat er van te maken is: als vrouw alleen in een wereld, waarin het mannelijke nog volop de toon aangeeft. Zeker, er zijn ook vrouwen, die om hoge redenen van niet-religieuze aard verkiezen ongehuwd te blijven. Vrouwen met een roeping in hun leven, die liever daaraan gevolg geven dan aan het verlangen naar een huwelijk. Maar dat zijn toch uitzonderingen. Omdat de levensstaat, waarin menig ongehuwde vrouw verkeert, niet op een eigen keuze berust en vaak zo weinig overeenstemt met de innerlijke verlangens en idealen, die zij gekoesterd heeft, neemt zij het ongehuwde bestaan vaak maar halfhartig, waardoor dit bestaan aan grote gevaren kan zijn blootgesteld.
| |
| |
| |
Enige gevaren
Daar is dan allereerst het gevaar de donkere zijpaden der liefde te gaan bewandelen: Sexuele verhoudingen met gehuwde mannen; erotische verhoudingen met vriendinnen en als derde zijpad: de sexuele zelfbevrediging als surrogaat voor bevrediging van de behoefte aan medemenselijkheid en de behoefte aan liefde. Over de zelfbevrediging werd in hoofdstuk 3 al geschreven. De erotische verhoudingen tussen vriendinnen horen meer thuis in het hoofdstuk over de homosexualiteit. Wij moeten hier echter even stilstaan bij die zo talrijke relaties van ongehuwde vrouwen met mannen, zonder dat er uitzicht op een huwelijk is. Daarbij doet het er niet toe, hoe intiem zo'n verhouding is. Het gaat hier niet om de z.g. geëmancipeerde vrouw, die van het ene sexuele avontuur in het andere schijnt te rollen. Deze vrouwen zijn allerminst typisch voor de ongehuwde vrouw van onze tijd.
Vele ongehuwde vrouwen kapituleren vroeg of laat voor een (overigens uitzichtloze) romantische verhouding. Het is dan ook zo menselijk en zo begrijpelijk! Zelfs als we het bezien van de kant van de getrouwde man, die de andere partner in deze relatie is. De liefde, de verliefdheid, het roekeloze, zinverrukkende avontuur, is vaak zoveel grootser en romantischer dan het eigen huwelijk met zijn alledaagsheid. Eeuw in, eeuw uit hebben schrijvers en dichters deze buitenechtelijke liefde bezongen. Begrijpelijk, inderdaad, maar ook zo uitzichtloos, zo gevaarlijk en in zijn gevolgen vaak zo heel weinig romantisch en alleen maar triest en rampzalig. De oudere ongehuwde vrouw, die zich tot een dergelijke verhouding laat overhalen, geeft daarmee meestal voorgoed haar huwelijksdroom prijs. Zij stort zich in een zoet lijkend avontuur, dat echter zonder perspectief is, dat bij voorbaat al gedoemd is tot mislukking. Na de eerste roes beleven velen dit dan ook als een zich te grabbel hebben gegooid, als een geweldpleging aan de eigen waardigheid of een verraad aan de eigen, meest innerlijke waarden. Wanneer het avontuur is afgelopen en de ongehuwde moederziel alleen met
| |
| |
zichzelf staat, is het vaak nog zo veel moeilijker. Er zijn dingen in haar gewekt, die tot dan sluimerden. De zoetheid van het liggen in de armen van de geliefde wordt een pijnlijk gemis, dat tevoren onbekend was. De volheid van het vrouw-zijn, zo heftig aan de man beleefd, is plotseling weer weg. De eenzaamheid is beklemmender dan ooit. Natuurlijk, dit zijn allemaal ervaringen achteraf, verstandelijke opmerkingen, die in de roes van een liefdesrelatie weinig aanspreken. Het is dan ook allemaal zo menselijk en begrijpelijk! Wie durft er een mens te oordelen of zelfs te véroordelen, die niet opgewassen bleek tegen de kracht van haar liefdesverlangen! Maar toch doet dit helaas weinig af aan het feit, dat het een zijpad, een veelal doodlopend zijpad van de liefde is.
Is er dan geen vriendschap, geen sterke persoonlijke relatie mogelijk tussen man en vrouw, wier weg naar het huwelijk versperd is? Hoe vaak heb ik deze vraag niet gehoord. En hoe moeilijk is telkens het antwoord erop! Men bedoelt dan een duurzame en exclusieve man-vrouw-vriendschap zonder sexuele intimiteiten, zoals vriendschap met een gehuwde man of met een priester. Het lichtend voorbeeld van zulk een relatie is de verhouding tussen Franciscus van Sales en Jeanne de Chantal. Wanneer men leest over de zeer diepgaande en persoonlijke relatie tussen deze bisschop en deze latere moeder-overste, dan wordt men getroffen door de kracht en de betekenis van hun vriendschap. Zonder deze zouden zij niet de grote figuren geworden zijn, die zij thans nog voor ons betekenen. Men kan ook denken aan de verbondenheid van Theresia en Johannes van het Kruis. Of minder religieus: de hechte vriendschap van Johannes Brahms en Clara, de echtgenote van Robert Schumann.
Toch is het onjuist om deze exclusieve man-vrouw-vriendschappen een meer algemene betekenis te geven. De spanningen worden vaak groot, tè groot. Het man-zijn en vrouw-zijn roept om een vervulling, die de grenzen der vriendschap te buiten gaat. Men maakt het elkaar dan wel heel erg moeilijk. Het lijkt alleen op te brengen door de zeer sterken en dan alleen nog maar, als men een
| |
| |
gezamenlijk doel, een gezamenlijk ideaal nastreeft en de vriendschap niet zijn hoofdbetekenis heeft in het gericht zijn op elkaar. Zoals bijvoorbeeld een religieus ideaal, een maatschappelijk belangrijke onderneming, een sterke gerichtheid op mensen en dingen buiten de vriendschapsverhouding. Voor een enkeling kan op deze wijze een grote rijpheid en volwassenheid, een zeer geslaagde vorm van de diepe behoefte aan medemenselijkheid en liefde tot stand komen. Maar voor de doorsnee mens is een intieme manvrouw-vriendschap zonder sexualiteit nauwelijks mogelijk. Daarvoor zijn man en vrouw (in onze cultuur althans) te veel polen, die elkaar zo aantrekken, dat een meer complete man-vrouwverhouding de vriendschap overspoelt en (gezien de onmogelijkheid van deze compleetheid) tenslotte dan ook verbreekt.
Een geheel ander gevaar, dat de ongehuwde vrouw loopt, kan men in een ander uiterste aantreffen: ‘Ik deug toch nergens voor, niemand bekommert zich om mij en ik heb ook geen zin het voor mij zelf te doen. Voor wie zou ik mij verzorgen en mooi maken?’ De verwaarlozing in uiterlijk, in verzorging, in kleding, voeding, wonen, ontspanning is dan een uitdrukking van deze moedeloosheid. Zij voelt zichzelf bij gebrek aan een geschikte klankbodem onvoldoende vrouw en ook naar buiten gaan de typisch vrouwelijke eigenschappen er wat af. Zij wordt neutraal, grijs, onvrouwelijk in haar doen en laten. En nog een stap verder ontstaat het grote gevaar van de verbittering, de onmachtige opstand tegen het lot, tegen de wereld, tegen God. Wanneer deze houding dan nog iets klagends heeft en anderen steeds weer de schuld krijgen van het eigen zó zijn, dan is men aardig op weg naar de neurotisering, de geestelijke scheefgroei. Als psychiater heb ik deze tragische, gestoorde ongehuwden uiteraard vaak gezien. Desondanks ben ik ervan overtuigd, dat zij slechts een kleine minderheid uitmaken. Dat staat hier niet zo maar uit vriendelijkheid tegenover de ongehuwde vrouwen, die dit lezen. Maar dat is een ervaring, als men in zijn werk veel te maken heeft met ongehuwde verpleegsters en maatschappelijk werksters, die - uitzonderingen daargelaten - | |
| |
toch zeker niet als scheefgegroeid of neurotisch bestempeld kunnen worden. Integendeel, juist deze ‘beroepsvrouwen’ zijn zich meestal zeer goed hun situatie bewust, zij zijn vaak dwars door hun persoonlijke problemen als ongehuwde heen moeten gaan en kwamen daardoor tot een levensinstelling, die hen het mogelijk maakte de verantwoordelijkheid voor het eigen bestaan en daarnaast (in hun werk) nog voor een deel de verantwoordelijkheid voor anderen op zich te kunnen nemen.
Tenslotte is het begrijpelijk, dat in onze tijd, die zulk een hoge waarde toekent aan liefde, sexualiteit en huwelijk, die ook zulk een grote eenzaamheid te zien geeft, het huwelijk overschat wordt, beschouwd wordt als een remedie tegen alle bestaansmoeilijkheden. Voor de ongehuwde schuilt daarin het gevaar een huwelijk te willen aangaan om het huwelijk zelf. Liever getrouwd dan het uitzichtloze bestaan als ongehuwde, zo redeneert men. Toch is het huwelijk nooit een oplossing voor die onbevredigdheid. Het huwelijk is trouwens nooit een oplossing voor wat dan ook; het is een opgave tot vormgeving aan de verbondenheid, die ik voel voor een ander mens. Het huwelijk is de maatschappelijke en ook religieuze gestalte van mijn liefde voor de ander. Dat is heel wat anders dan een ‘oplossing’. Het gaat in eerste instantie niet om het trouwen, om getrouwd te zijn, maar om de liefdevolle verbondenheid met een man om te kunnen trouwen. Het trouwen, dat tot hoofdmotief heeft de angst om ongetrouwd te blijven en dat de te trouwen man dan maar op de koop toe neemt, is toch wel zeer in strijd met wat men van zo'n huwelijk eigenlijk verwacht. Het is dan ook vaak een directe oorzaak van het mislukken van het huwelijk. Toch zal deze angst om ongetrouwd te blijven bij velen blijven bestaan, zolang de ongehuwde vrouw in onze samenleving - menselijk gezien - haar volle plaats nog niet heeft gekregen (zoals dat al wel op beroepsgebied bezig is te gebeuren, vanaf tramconductrice tot minister toe). Deze weg is moeilijk en met tranen bezaaid, maar is toch niet geheel uitzichtloos.
| |
| |
| |
Uitzichten
Er is een groep ongehuwde vrouwen, die nog niet zo onderhevig is aan sociale minderwaardigheid: n.l. zij, die om religieuze redenen ongehuwd zijn en blijven. De godgewijde maagdelijkheid, zoals wij die bijvoorbeeld thans nog in onze nonnenkloosters zien, is in de traditie der kerk al heel oud. Zij baseert zich uiteindelijk op dat lang niet gemakkelijke hoofdstuk 19 uit het Mattheus-evangelie, waar de Heer zegt: ‘Er zijn onhuwbaren, die zo geboren zijn van de moederschoot af en er zijn onhuwbaren, die door de mensen onhuwbaar gemaakt zijn en er zijn onhuwbaren, die zichzelf onhuwbaar gemaakt hebben om het rijk der hemelen’. En pal daarachter staan de merkwaardige woorden: ‘Wie het vatten kan, hij vatte het’. Daar dit een extreme, een uiterste vorm van christelijk bestaan is, spreekt dit radicalisme gewone, godsdienstige mensen in onze tijd veel minder aan. Men vindt het onnatuurlijk, ongezond, kinderlijk en wat al niet. En inderdaad, onder onze nonnetjes vinden wij nogal wat onrijpe, onvolgroeide en wat kinderlijke mensen, die allerminst voorbeeldig zijn voor de extreme keuze, die zij gedaan hebben. Evenzeer als er onrijpe, onvolgroeide en kinderlijke echtgenoten bestaan. Wat echter deze ongehuwde vrouwen in het klooster vóór hebben op hun ongehuwde zusters in de wereld, is hun positieve keuze.
Zij, die zich hiertoe niet geroepen voelen, maar wel verplicht zijn tot het ongehuwde bestaan, zullen er het beste van moeten maken en moeten beginnen met de zaak werkelijk onder ogen te zien. De ‘zaak’, d.w.z. het afstand moeten doen van een der meest voor de handliggende en verlangde, diepmenselijke mogelijkheden tot liefde. Het kunnen aanvaarden van deze grens aan het eigen bestaan en het er vrede in vinden is een moeilijke, maar niet onmogelijke opgave. Een opgave, die veel tijd vergt en langs wegen vol gevaren kan leiden, zoals we hierboven zagen. Het aanvaarden van het ongehuwd zijn is daarom ook zo moeilijk, omdat nog lang de hoop op een huwelijk kan blijven bestaan. En dat lijkt ook
| |
| |
goed en gezond. Té vroeg alle mogelijkheden afsluiten en té vroeg zich gaan instellen op het ongehuwde bestaan is niet erg verstandig, althans niet, wanneer men van zichzelf weet, dat de gehuwde staat de gewenste levensvorm is. Het lijkt dan verstandiger lang ‘open’ te blijven en de heilige onrust in het zoeken naar een levenspartner te laten bestaan. Voor velen is de verleiding echter erg groot om weg te zakken in minderwaardigheidsgevoelens in de trant van ‘Wie wil mij nu hebben’. Wanneer zij te weinig opgevoed zijn tot vrouw, tot vrouwelijk zelfbewustzijn en vertrouwen in het eigen vrouw-zijn, zullen zij alsnog aan die verleiding: dan maar te berusten, moeten weerstand bieden. Dat geeft onrust, innerlijke spanning. En toch lijkt die altijd nog beter dan de wat kille en berustende houding, die sommige 30-40 jarige vrouwen reeds zo kan kenmerken.
Hoe staat het met de beroepsvervulling? Voor de ongehuwde vrouw heeft het beroep inderdaad een grote betekenis, heel wat groter dan voor de doorsnee gehuwde vrouw. Juist een beroep in overeenstemming met het eigen wezen kan bijdragen tot een grote levensvervulling. Wij denken dan altijd aan sociale en culturele beroepen. Beroepen ook, die een uitgesproken zorgend karakter hebben. Ik herinner mij nog goed een patiënte, die het erg moeilijk had met haar ongehuwd zijn. Zij sleet haar dagen op een secretarie in een klein plaatsje. Toen zij tenslotte de moed vond deze vaste baan (met pensioen en de sociale status die eraan vastzat) te verwisselen voor een baan al gewoon verkoopster in een gezellige damesmodezaak en zodoende haar vrouwelijke aard meer tot zijn recht kon laten komen, bleek een groot deel van haar moeilijkheden beter oplosbaar.
Toch kan het beroep vrijwel nooit als vervanging van een huwelijk gelden. Zelden geeft het beroepsleven een gehele vulling en zingeving aan het vrouwelijke bestaan. Het hoofdprobleem van ieder mens en ook van de ongehuwde is het verwerven van bevredigende menselijke verhoudingen. De eenzaamheid, het teruggeworpen zijn op het kale, naakte zelf, het bevangen zijn in de zelfmiddelpuntig- | |
| |
heid zijn alleen te doorbreken in onze verhouding met anderen. Het zoeken, het er aan werken, het koesteren van deze verhoudingen is - dunkt mij - de eerste opgave voor ieder, die zijn eenzaamheid (binnen de mogelijkheden van het menselijke) wil overwinnen. Dat is inderdaad gemakkelijk te zeggen, maar het eist opofferingen, arbeid, inspanning en de moed om teleurstellingen te aanvaarden. Deze vormen van echte medemenselijkheid komen niet aangewaaid. Zij eisen vaak, door alle remmingen, verlegenheden, angsten en kwetsbaarheid heen, een volledige inzet. Het leven in bevredigende menselijke verhoudingen, dat voor velen zo moeilijk te bereiken is, is en blijft echter de bedding en de bodem van ieder menselijk bestaan.
Voor de ongehuwde misschien van nog groter belang dan voor de gehuwde, is de eis voortdurend aan eigen volwassenwording en rijping te werken: bewust leven, zelfkennis, telkens in de spiegel durven en willen zien, waken voor vroegtijdig geestelijk verstarren of in slaap sussen van waardevolle strevingen. Dit alles moet de ongehuwde alleen en zelf opknappen, omdat zij niet de persoonlijke wrijf- en schuurplaatsen heeft, die de gehuwde vrouw in het contact met man en kinderen haast dagelijks dwingen tot verbetering, aanpassing, groei en rijping. De spiegel van de ander, waardoor je jezelf duidelijk wordt, mist de ongehuwde vaak. Het cultiveren van het geestelijke in de vorm van goede boeken, muziek, geestelijke ontspanning en andere ‘hogere’ bezigheden kan een grote rijkdom betekenen. Toch valt telkens weer op, hoe weinig ongehuwde vrouwen vaak echt durven te leven, echt durven deelnemen aan die grote rijkdommen, die onze cultuur zo overvloedig biedt. Volwassen-zijn houdt ook in: zo volledig mogelijk vrouw zijn. Een ongehuwde vrouw, die geheel en al vrouw is en daaraan ook al haar zorg wijdt, is in onze samenleving, in familie- en kennissenkring, haar gezelschap meer dan waard. De (vrouwelijke) inbreng door deze vrouwen in het openbare leven is onschatbaar groot geweest. Onze samenleving zou er zonder deze ongehuwde vrouwen vandaag heel anders hebben uitgezien.
| |
| |
In het bovenstaande werd niet getracht een recept, een oplossing voor het ongehuwd zijn te geven. Iedere vrouw, wier lot het is alleen te blijven, zal met haar grote problemen in de eerste plaats zèlf in het reine moeten komen (al zouden wij, gehuwden, onze huizen en onze gezelligheid veel meer moeten openstellen voor onze ongehuwde familieleden en kennissen). Voor sommigen is dit de moeilijke strijd met het verlangen naar erotisch sexuele bevrediging. Voor anderen is het de verwerking van het verdriet kinderloos te zullen blijven. Voor weer anderen het lijden onder het gemis aan een levenspartner, die er altijd is, opvangt, aanvult, de spits afbijt. Dit leed is een persoonlijk leed, dat niemand kan overnemen en betekent een strijd, die niemand kan besparen. Indien de ongehuwde echter weet, dat zij een waarde voor iets of iemand of vele iemanden betekent (of kan betekenen, wanneer zij zich daarvoor inzet), als zij daarnaast haar eigen waardigheid weet vast te houden, dan kan dit de moed geven om een zinvol en ook rijk bestaan te vormen. Dan pas kan zij vrij worden van de obsessie der onvervulde verlangens, dan ook pas kan zij als medemens zich één weten met alle andere mensen, getrouwden en ongetrouwden. Moeilijk is het, maar niet onmogelijk! |
|