| |
| |
| |
Isabella-Clara-Eugenia.
Isabella-Clara-Eugenia, was de bevoorrechte dochter van Philips II en Elisabeth de Valois, in 1560, op 15 jarigen leeftijd, getrouwd te Parijs.
Philips was 18 jaar ouder dan zijn aanstaande echtgenoote en toen hij haar voor het eerst tegemoet kwam, omgeven door geheel zijn hof, wist hij niets anders te antwoorden, op den lieven lach harer groote oogen, dan deze stootende woorden:
- Waarom ziet U mij zoo aan? Vindt U mij zoo oud?
Ofschoon slechts 33 jaar, voelde hij den last der jaren reeds drukken en hij vreesde, niet in staat te zijn, het hart van deze schoone, jonge vrouw te kunnen winnen.
Zijn ernstig en droefgeestig karakter hadden hem vóor zijn tijd verouderd; hij leed aan jicht en werd gekweld door het pootje.
Deze man, die een rol van zoo groote beteekenis heeft gespeeld in de Lage Landen, is voorgesteld als een tiran zonder hart, een moordenaar zonder medelijden, zoodat al degenen die de geschiedenis niet grondig kennen, er zich over verwonderen te hooren, dat hij goedhartig was en de beste echtgenoot en vader. Deze zwijger, die zijn vier vrouwen achtereenvolgens zag sterven, werd door haar even oprecht bemind als de liefde die hij gaf. Vooral zijn nieuwe gade Elisabeth, droeg hij de teederste gevoelens toe. Zij was de zonnestraal van het strenge Spaansche hof en de jonge vrouw wist, door haar gratie en opgewektheid, de aangeboren droefgeestigheid van Philips te verdrijven.
De geboorte van Isabella, die zoo treffende gelijkenis bood met hare moeder, verhoogde het huwelijksgeluk van den man, die zich als koning van Spanje, geroepen achtte de wereld te beheerschen. Hij voelde, zich de van God
| |
| |
gegevene, om in zijn rijk, waar de zon niet onder ging, de kerk te verdedigen. Zijn roeping getrouw, redde hij Europa van het Protestantisme; zijn politiek en zijn wapenen bewezen een onzeggelijk grooten dienst aan de Kerk, doch leverden hem te zelfder tijd over aan den onverzoenlijken haat van de discipelen van Luther en zijn afstammelingen, de eeuwen door. Mikpunt van allen laster werd hij genoemd ‘de duivel van het Zuiden’, monster van wreedheid, hoogmoed en uitspatting, waarbij alle tyrannen der geschiedenis ten achter stonden.
Deze legende had de plaats ingenomen van de werkelijkheid en het is slechts sinds de vorige eeuw, dat zelfs de katholieken, de waarheid in Philips durfden verdedigen en vastgesteld werd, o.m. door den Duitschen geschiedschrijver Reihold Baumstark, dat de strenge rechtspraak van Philips, nooit, zelfs niet uit de verte, de ontzettende wreedheden van de, door de Hervorming zoo zeer geroemde Elisabeth van Engeland, benaderde.
De Eransche prinses, koningin van Spanje geworden, paste zich niet dan met veel opofferingen aan de strenge etikette van het hof van Madrid aan. Zij wist zich te plooien en won aan invloed, zoodanig, dat haar echtgenoot haar zelfs met een diplomatieke zending belastte.
Te jong voor het huwelijksleven, was zij bovendien het slachtoffer der Spaansche medici-kwakzalvers en de eerste gelukkige gebeurtenis werd een ontgoocheling, zoodat men begon te vreezen voor de nakomelingschap van den koning.
Deze vrees werd weggenomen door de geboorte van Isabella in het jaar 1565.
De hofintrigues waren van dien aard, dat domheid en afgunst een min kozen, die geen melk had, zoodat de kleine Isabella van honger zou gestorven zijn, indien de hofdame Anna Fajardo, niet op eigen gezag een andere genomen had.
Don Juan van Oostenrijk, de overwinnaar van Lepanto, hield het kind ten doop en Don Carlos was peter.
Intusschen werd de zieke moeder, door de Spaansche geneesheeren elken dag bewerkt met bloedlaten en purgaties en ontsnapte slechts wonderlijk aan den dood.
| |
| |
Een tweede misval op 10 October 1567 was te zwaar voor hare geschokte gezondheid en kostte haar het leven.
Nooit was een koningin in Spanje zoo bemind geweest als zij.
De kleine Isabella werd opgevoed aan het hof en gaf reeds op jeugdigen leeftijd blijk, een kind te zijn van bijzonderen aanleg.
Als jong meisje scheen zij naar hare moeder te aarden, zij beminde de jacht, de open lucht en de vrijheid, boven de gedwongen etiquette van het gesloten paleis.
De latere Philips III, langzaam van begrip en zwak van lichaam vormde een contrast met zijn twee halfzusters. Reeds op jeugdigen leeftijd kende Isabella de Fransche litteratuur en las vloeiend latijn.
Philips nam zelf hare opvoeding ter hand en zij werkte met hem mee in zijn kabinet aan het bestuur van den Staat en na den dood zijner echtgenoote. Anna van Oostenrijk, bracht hij geheel zijn liefde over op Isabella.
Zij onderscheidde zich verder op intellectueel gebied en naast hare vroomheid nam zij steeds deel aan de feesten, concerten en bals, waar zij uitmuntte door de gratie van haar dansen.
Philips, afziende van zijn vroeger voornemen, haar uit te huwelijken aan den Franschen kroonprins, stemde toe in haar verlangen te trouwen met aartshertog Albert en teekende op 15 Mei 1598, met de conventie van haar huwelijk, de afstand der Nederlanden ten haren gunste.
Na Alva, Requesens, Don Juan, Alexander Farnèse, die allen als tijdelijke lasthebbers ertoe hadden bijgedragen, de opstandige provincies in haar afscheidingsstreven te bevestigen, zou eindelijk een afdoende regeling getroffen worden, zoodat een tegenwicht zou gesteld worden tegen de intrigues der Nassauers en men van den steun der Belgische edelen verzekerd werd.
Aartshertog Albert, zesde zoon van Maximiliaan II en Marie, zuster van Philips II, was geboren te Neustadt op 13 November 1559.
Hij sprak 4 talen, was kardinaal en onderkoning van Portugal op 22 jarigen leeftijd, werd in 1594 benoemd tot
| |
| |
aartsbisschop van Toledo en vertrok 25 Augustus 1595 als gouverneur van en naar de Nederlanden.
Hij vond het land in jammerlijken toestand. De wonden gedurende 30 jaren geslagen, waren niet geheeld. Alom vond hij de kerken verwoest, de kloosters geplunderd, de dorpen vernield en de ongelukkige bewoners onder den druk van de plunderende benden der Hollanders en der Hugenooten. In het Noorden bedreigd door de Nassauers, in het Zuiden door de Franschen, in het land zelf de ontevredenheid over de Inquisitie, de gestrengheid der plakaten en de nieuwe bisdommen, die het volk met nieuwe lasten bedreigden.
Den 2 Februari 1596, deed hij zijn plechtigen intocht te Brussel en niettegenstaande de protestanten getracht hadden, hem verdacht te maken, werd zijn komst met blijdschap begroet.
Het begin zijner regeering was vol van moeilijkheden. De vrede van Vervins in 1598, te Brussel en te Parijs bezworen, was slechts schijn.
Na de afkondiging van zijn aanstaand huwelijk met Isabella, zwoer hij, te midden van grooten praal, te Brussel den 22 Augustus, trouw aan de privilegien, vrijheden en gewoonten van het land.
Philips II stierf den 18 September 1598; het huwelijk van Albert en Isabelle, vond plaats te Valentia op 18 April 1599 en den 5 Augustus deden zij, te midden van ongekenden luister, begroet door geheel het volk, magistraten, geestelijkheid en adel, hun blijde inkomste te Brussel; den 24 November had dezelfde plechtigheid plaats te Leuven, hoofdstad van Brabant en veertien steden ontvingen achtereenvolgens, in onderlingen wedijver, de nieuwe souvereinen.
Den 28 November had Isabella denzelfden eed als haar echtgenoot, in de kerk van Sainte-Gudule, afgelegd.
De feestelijkheden duurden tot 28 Februari van het volgende jaar en de ontvangst hun alom bereid, wettigde goede verwachtingen voor een voorspoedige regeering.
De feiten zouden anders uitwijzen.
Omringd door binnen- en buitenlandsche intrigues
| |
| |
spanden die van de Nassauers de kroon. De liefde van Richelieu voor de zaak der Kerk, deed onder voor den erfhaat tegen de Habsburgers. Hij zocht en vond een bondgenoot in Frederik Hendrik, die, bewerkt door den geslepen diplomaat Charnacé, er in toestemde, den strijd tegen Belgie op groote schaal te ondernemen.
Charnacé hield hem voor oogen, dat alle groote veldheeren in twee jaren vredestijd, meer aan gezag en achting verloren hebben dan gedurende twintig jaar oorlog. Frederik Hendrik leende het oor aan deze taal, meer nog, was hij gevoelig voor de millioenen die de vleitaal vergezelden. Eén millioen per jaar en anderhalf millioen dadelijk, behalve een ander aanbod en beloften die een plan van de verdeeling der Nederlanden beteekenden, waren de prijs, waartegen Frederik Hendrik den 27 April 1633 te velde trok met een leger van 25.000 voetknechten en 5000 paarden, waar tegenover Isabella slechts 12.000 voetknechten 6000 paarden en 18 kanonnen kon stellen.
De vredesvoorwaarden door de Hollandsche staten gesteld, bevatten 18 punten, waarvan het terugtrekken der Spaansche troepen, de erkenning van de Hollandsche Staten in plaats van de Infante, de kwestie van de vaart op de Schelde, de voornaamste waren.
Isabella weigerde op dit ultimatum in te gaan.
Intusschen was het jaar 1632 geopend onder sombere vooruitzichten. De oorlog werd alom voorbereid. In Duitschland stond Gustaaf Adolf tegenover Tilly, in Frankrijk maakte Richelieu zich gereed om in Lotharingen te vallen en in de Nederlanden werkte men aan de laatste overwinning op Spanje.
Het leger van Isabella was slecht gediciplineerd; de soldaten werden niet op tijd betaald en leden vaak gebrek. Oneenigheid onder de officieren en de leiding onder de Santa Cruz, den onbekwaamsten generaal die ooit door Spanje naar de Nederlanden gezonden was, deden niet veel verwachten tegenover de steeds groeiende, goed betaalde en goed aangevoerde Staatsche troepen. Overigens was van Hollandsche zijde de geheele toestand goed overzien en de bevolking wijs gemaakt, vooral in Brabant, in het land
| |
| |
van Gelder en overal waarheen het leger zijn schreden zou richten, dat het voorspoed, vrijheid van geweten en van godsdienst zou brengen en dat alle privilegien zouden geeerbiedigd worden.
De verrader, Hendrik de Bergh, deed, vooral in het land van Gelder, zijn werk.
Frederik Hendrik steeg te paard zeggende: ‘Ik ga tot Brussel om de hand van de Infante te kussen en haar te noodzaken met mij te onderhandelen’.
Het begin der campagne was een zegetocht. Venlo, Stralen, Roermond, Maeseyck en Sittard gaven zich binnen enkele dagen over en weldra stonden de Hollandsche legers voor Maestricht.
De prins had reeds den 9 Juni zijn ingenieur Perseval met verscheidene officieren naar Maestricht gezonden om den omtrek te verkennen en de kwartieren vast te stellen.
De prins zou legeren op den Dousberg met Hendrik Casimir;
Brederode, op Smeermaes;
van der Aa op den Sint Pietersberg over de Maas.
Graaf van Stirum had de bewaking der rivier aan den kant van Wyck. Geheel de verdedigingswerken werden omgeven met grachten van zes voet breed en diep.
Het zou moeilijk zijn de ontsteltenis te beschrijven, door dit bericht teweeg gebracht in de Zuidelijke Nederlanden.
Maestricht was de laatste versterking van Brabant en het laatste bolwerk, in staat om den vijand tegen te houden van de verovering van België. Maestricht gevallen, zou beteekenen, dat den prins van Oranje niets meer in den weg stond, om zich van geheel de Bourgondische erfenis meester te maken.
Ter verdediging der stad, hadden de Santa Cruz en Cordova zich te Tirlemont ontmoet. Zij trachtten te vergeefs de Maas over te steken te Haeren en Maestricht wachtte, niet wetende, dat niets anders te verwachten was van een onbekwame als de eerste en een onmachtige als de laatste.
Beiden waren meer doende met onderlinge twisten en
| |
| |
naijver, dan zich met vereenigde krachten op den vijand te werpen. Philips IV zond, op de bittere klachten zijner tante, een strenge berisping aan de Santa Cruz, doch eenige dagen later, bevestigde hij hem in zijn dwaling, door aan de Infante aan te bevelen, steeds den Spanjaarden de hand boven het hoofd te houden.
Isabella was zóo onder den indruk van de noodlottige feiten, dat zij besloot naar Maestricht te gaan en er zelf het kanon af te schieten.
Hare omgeving bracht haar tot andere gedachten en zij zocht kracht in het gebed. Geen dag ging voorbij, of de bewoners zagen haar, te voet van de eene kerk naar de andere trekken. Op 24 Juni bad zij in de Augustijnenkerk, waar het beeld van O.L. Vrouw van Goeden Raad vereerd werd, na de vespers in het openbaar, voor haar arme volk.
Haar laatste hoop was gevestigd op van Pappenheim, de beste cavallerie-generaal van het keizerrijk, die haar werd toegezonden door Ferdinand II met 19000 soldaten en 5000 paarden.
Pappenheim nam op zich, den koning te dienen tot het einde van November, voor de som van 500.000 patacons en ontving van Isabella een wapenbord in diamanten.
Cordova en de Santa Cruz die over Tongeren was gekomen en zich had opgesteld op eene halve mijl van het kwartier van den prins, ontvingen Pappenheim met afgunst en de tegenstrijdige bevelen van den koning, stijfden hen, in hun lijdelijk verzet.
Toch tastte Pappenheim door en trachtte twee maal den goed verschansten vijand te verslaan. Hij richtte te midden van den strijd, aan de twee generaals een laatste verzoek, in actie te komen, doch ontving het vernederend antwoord, dat de koning, hun meester, hem vijf honderd duizend patacons gegeven had om de Hollandsche grachten te vullen.
Toen Pappenheim bij gebrek aan hulp, terug moest trekken, zei de Santa Cruz lachend, er niet aan getwijfeld te hebben, dat hij te doen had met lieden die niet zonder handschoen moesten aangepakt worden.
| |
| |
Zoo zou Maestricht, dat zich met heldenmoed verdedigde, vallen door de onbekwaamheid, ja door het verraad van hen, die het hadden kunnen redden.
Den 4 Juli terwijl Isabella het veertig-uren gebed hield in de kerk van O.L. Vrouw i/h Zand te Brussel, werd haar van het paleis gemeld, dat een officier, onder den naam La Forge, van het Maestrichtsche garnizoen, zich aangemeld had met speciale opdracht.
Onmiddellijk gaf zij order, den afgezant in de eerste wachtkamer te laten en begaf zich naar het paleis, waar de Leegtenborg haar den brief van den gouverneur overhandigde.
Zij ontving hem liefdevol, informeerde naar de kleinste bijzonderheden, zoowel aangaande het garnizoen, als omtrent de burgerij.
Na de audientie werd de Leegtenborg vorstelijk onthaald en twee uur later las Isabella hem persoonlijk haar antwoord voor.
Hij vertrok denzelfden dag met gemengde gevoelens. Hij was verheugd over de onderscheiding hem betoond en vooral door de hoop, dat, gelijk de brief luidde, de Santa Cruz de strengste bevelen had ontvangen, zich met den aanrukkenden generaal Pappenheim in verbinding te stellen, om met hem te zamen, Maestricht te ontzetten.
Van den anderen kant, overwoog hij met diep leedwezen, hoe Maestricht andermaal speelbal was, van de internationale verhoudingen, van machtswellust en religiestrijd en hoe het land van Overmaes andermaal en steeds door, het tooneel bleef van al de ellende van den oorlog. De hertog van Aerschot had hem in het paleis ingelicht over de vele intrigues en moeilijkheden waarmede de Infante te kampen had en de brave soldaat morde tegen de grooten der aarde, die andermaal naamloos leed over zijn geboortegrond brachten en waarvoor de Maestrichtenaren, bezield door hooger beginsel, goed en leven gaven.
Hij gaf zijn paard de sporen en ondernam, over Tongeren, den terugtocht naar Maestricht, alleen gesteund door de liefde voor zijn geboortegrond en de hoogere opvatting van zijn plicht.
|
|