Het land van Erasmus
(1999)–J. Trapman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
1
| |
[pagina 14]
| |
Voor de zestiende-eeuwse Nederlanden geldt dit niet in die mateGa naar eind3.. Toch valt niet te ontkennen dat de lectuur van Erasmus aanleiding heeft gegeven tot opvattingen die in de ogen van de autoriteiten ketters en dus gevaarlijk waren. Men denke aan een verschijnsel als het anticlericalisme. Kritiek op priesters en monniken vindt men al in de middeleeuwen, maar zij werd in de jaren twintig scherper en algemener toen de geschriften van Luther en zijn geestverwanten begonnen door te dringen. Sommige werken van Erasmus hebben zeker een vergelijkbaar effect gehad. Zoals bekend verzekert Erasmus ons telkens opnieuw dat hij niet uit is op radicale veranderingen, en we moeten hem daarin serieus nemen. Maar we kunnen ons zonder moeite voorstellen dat de gemiddelde lezer van Erasmus' Enchiridion (het handboek van de christenstrijder, 1503), en zeker van de editie van 1518 die van een nieuwe inleiding was voorzien, tot conclusies kwam die Erasmus zelf nooit zou hebben aanvaard. Die inleiding bestond uit een lange opdrachtsbrief aan Paul Volz, een benedictijner abt, die later voor de reformatie zou kiezen. Hier vinden we onder andere een gedetailleerde vergelijking tussen het leven van monniken en dat van gewone burgers. Hoewel Erasmus zich als altijd omzichtig uitdrukt, is de tendens toch onmiskenbaar dat leken even goede christenen kunnen zijn als monniken, misschien zelfs betere christenen. Want zij hebben door de doop een gelofte afgelegd aan Christus, niet aan een mens. Monniksgeloften zijn immers niet meer dan menselijke instellingen, aldus Erasmus, die zich hiermee distantieert van de traditionele opvatting dat wie de geloften van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid naleeft de christelijke volmaaktheid het meest benadert. Erasmus suggereert dat het eerder omgekeerd is: ‘wie religieus leeft onder minder dwang, schijnt in waarheid religieuzer te zijn’. Maar de voorzichtige Erasmus laat hier onmiddellijk een evenwichtige en gematigde conclusie op volgen: ‘laat niemand zo dwaas zijn dat hij zich erop beroemt dat zijn manier van leven niet is als die van anderen, en laat hij evenmin de levenswijze van anderen verachten of veroordelen’Ga naar eind4.. Maar wie zou zich deze conclusie herinneren? Van | |
[pagina 15]
| |
een orthodox standpunt uit gezien was het kwaad al geschied, en men kan van een conservatief Leuvens theoloog als Eustachius van Zichem niet beweren dat hij het Enchiridion volledig heeft misverstaan. Zichems opmerking dat de altijd zo kritische Erasmus geen enkel woord van kritiek laat horen op monniken en nonnen die hun klooster verlaten, is raak. Zijn suggestie dat Erasmus' uitspraak monachatus non est pietas (‘monniksleven is niet hetzelfde als vroomheid’) in feite neerkomt op monachatus est impietas (‘monniksleven is goddeloosheid’)Ga naar eind5. moge te ver gaan - velen moeten het toch zo gelezen hebben. Een theorie die radicale interpretaties toelaat in combinatie met een afkeer van radicale veranderingen - een combinatie die men typisch erasmiaans kan noemen - vindt men ook in het oudste Nederlandse verboden boek, de Summa der godliker scrifturen (1523)Ga naar eind6.. Evenals bij Erasmus kunnen we hier lezen dat de monniksgeloften niets toevoegen aan de algemene gelofte die iedere christen in de doop heeft afgelegd. Maar wat de praktische consequenties betreft, zegt de onbekende auteur van de Summa expliciet dat hij er niet op uit is de kerk of de wereld te ‘reformeren’; hij wil alleen laten zien wat evangelisch leven betekentGa naar eind7.. Zijn bedoeling is evenmin, zo zegt hij, monniken of nonnen aan te moedigen hun klooster te verlaten, ‘want als een monnik of een non op de juiste wijze leven, is dit niet slecht’Ga naar eind8.. Hoewel Enchiridion en Summa in dit opzicht een behoudend geluid laten horen, is de tendens van deze geschriften niet van dien aard dat iemand erdoor zou worden aangemoedigd het kloosterleven te omhelzen - integendeel.
Een van Erasmus' belangrijkste sympathisanten in de noordelijke Nederlanden was Gerardus ListriusGa naar eind9.. Sedert 1516 was hij rector van de Latijnse school van Zwolle; hij kende de drie ‘heilige talen’ Hebreeuws, Grieks en Latijn en was als zodanig een in die tijd nog zeldzaam voorbeeld van een humanistische homo trilinguis. De invoering van het Grieks te Zwolle was aan hem te danken. In 1514, toen hij nog als corrector werkte in de Bazelse drukkerij van Froben, had hij zijn | |
[pagina 16]
| |
vaardigheid op dit terrein getoond door Griekse gedichten bij te dragen aan een bundel Plutarchus-vertalingen van Erasmus' hand. In Zwolle woonde Listrius tot aan zijn huwelijk in 1519 in het huis van de rector van de Broeders des Gemenen Levens. In de eerste brief van Listrius aan Erasmus die ons is overgeleverd, geschreven omstreeks november 1516, deelt hij mee dat al de geleerden en vromen (docti atque religiosi) van Erasmus houden en zijn editie van het Griekse Nieuwe Testament lezen en herlezen. Listrius zegt het wel niet, maar we mogen aannemen dat deze vromen en geleerden hun kennis van het Grieks te danken hebben aan Listrius zelf. Maar er zijn ook ‘barbaren’: zij bevinden zich zoals Erasmus zal begrijpen onder de theologenGa naar eind10.. Listrius zal vooral gedacht hebben aan de Zwolse dominicanen, die hem veel last bezorgden. Hij werd daarentegen gesteund door wat hij noemt patres nostriGa naar eind11., die met Erasmus sympathiseerden. Listrius moet met deze ‘vaders’ de Broeders des Gemenen Levens bedoelen. Dit lijkt misschien vreemd, omdat Erasmus wegens hun vermeende anti-intellectualisme doorgaans weinig van de Broeders moest hebben. Hij verweet hun vooral dat zij in hun internaten jongens overhaalden te kiezen voor het kloosterlevenGa naar eind12.. Maar hier gaat het om Devoten die openstonden voor het christelijk humanisme. Zo was bijvoorbeeld Gerard van Kloster, de prior van het klooster op de Sint-Agnietenberg bij Zwolle, een van de belangrijkste stichtingen die uit de Moderne Devotie zijn voortgekomen, een bewonderaar van ErasmusGa naar eind13.. Omstreeks het jaar 1519 begon Listrius in samenwerking met de drukker Simon Corver schoolboeken te publiceren. In een taalkundig werkje, De figuris et tropis (1519)Ga naar eind14., prijst Listrius in het voorbijgaan Erasmus' Parafrasen op de brieven van Paulus omdat deze zo ‘elegant’ zijnGa naar eind15.. Het boek was opgedragen aan prior Gerard van Kloster, een man die volgens Listrius een beschermheer van de wetenschap was en een vijand van sofisterij. Een beter compliment was nauwelijks denkbaar. Voor het onderwijs bestemd was ook de in 1520 verschenen herdruk van Erasmus' De Copia (de eerste druk was verschenen in 1512)Ga naar eind16.. De Zwolse druk bevat de | |
[pagina 17]
| |
tekst van een uitvoerige brief die Erasmus in latere edities heeft toegevoegd, waarin hij de Straatburgse humanisten uitbundig bedankt voor de wijze waarop zij hem hebben ontvangen.Ga naar eind17. Deze brief wordt op de titelpagina aangekondigd en omschreven als een ‘zeer erasmiaanse, dat wil zeggen elegante, geleerde en buitengewoon heldere brief’ (epistola plane Erasmica, hoc est elegans, docta et mire candida)Ga naar eind18.. Dit gebruik van de term ‘erasmiaans’ is in de eerste helft van de zestiende eeuw niet uitzonderlijk. Het doet denken aan een opmerking die Johannes Kessler, de reformator van Sankt Gallen, maakt in zijn belangwekkende mémoires, de Sabbata (1520). Kessler prijst hierin Erasmus' latiniteit en geleerdheid. De naam Erasmus was blijkbaar spreekwoordelijk geworden voor alles wat ‘kunstig, intelligent, geleerd en wijs geschreven is - dàt is erasmiaans, dat wil zeggen feilloos en volmaakt’ (‘was kunstreich, fürsichtig, gelert und wis geschriben ist, spricht man, das ist Erasmisch, das ist onfelbar und volkommen’)Ga naar eind19.. En toen de Leuvense theoloog Martinus Dorpius zich in 1514 tot Erasmus richtte als ‘mijn Erasmus’ vervolgde hij: ‘aan de naam hoef ik niets toe te voegen, omdat deze nu synoniem is geworden met geleerdheid en hoge kwaliteit’Ga naar eind20.. Wat de terminologie betreft, heeft ‘erasmiaans’ oorspronkelijk vermoedelijk betrekking gehad op de literaire en wetenschappelijke kanten van ErasmusGa naar eind21.. Maar dit gebruik van de term, hoe interessant ook op zichzelf, sluit niet uit dat Erasmus voor velen, geleerden inbegrepen, vooral een inspirerend leermeester op religieus terrein is geweest. Er is niets tegen hen aan te duiden met de term ‘erasmianen’. Overigens konden dergelijke erasmianen wel veranderen; de ontwikkelingsgang van Listrius demonstreert dit. Simon Corver beperkte zich niet tot het drukken van boeken over grammatica en stijl. In 1519 publiceerde hij een editie van Erasmus' EnchiridionGa naar eind22.. Dit moet hij gedaan hebben op aanraden van Listrius, die het boek gebruikte bij zijn onderwijs. Zo werden zijn leerlingen, en vermoedelijk ook een ruimere kring van hoorders, in staat gesteld kennis te maken van Erasmus' spiritualistische vroomheid. Het on- | |
[pagina 18]
| |
vermijdelijke gevolg daarvan was dat de vijandschap van de Zwolse dominicanen toenam. Evenals Erasmus maakte Listrius hen menigmaal uit voor tyrannen en hypocrieten, vijanden van de letteren. Van hun kant beschuldigden de dominicanen Listrius van ‘lutheranisme’. Zoals men weet was dit niet meer dan een gebruikelijke en simpele manier om iemand tot ketter te bestempelen, of deze nu Luther gelezen had of niet. Maar in dit geval zaten de dominicanen er niet ver naast. Al in 1520 begon Listrius zich te bewegen in de richting van LutherGa naar eind23., en in dezelfde tijd drukte Corver drie van diens Latijnse werkenGa naar eind24.. Daarmee is niet gezegd dat Listrius zelf dit als een breuk heeft ervaren. Tot omstreeks 1525 hadden zeer velen het gevoel dat Erasmus en Luther dezelfde strijd streden. Vriend en vijand waren het hierover eens. Zoals de een Luther en Erasmus beschouwde als voorvechters van de christelijke vrijheid, zo zag de ander hen als ondermijners van een eerbiedwaardige traditie. Wat Luther voorstond was in de Nederlanden in brede kring bekend; een aanzienlijk aantal van zijn werken circuleerde in vertalingGa naar eind25.. In de hierboven genoemde Summa der godliker scrifturen is een van de hoofdstukken een verkorte vertaling van Luthers Von weltlicher Obrigkeit. De verhouding tussen geloof en goede werken wordt, evenals in Luthers Von der Freiheit, vergeleken met een goede boom die als vanzelf goede vruchten voortbrengt. Van meer belang is dat de onbekende auteur van de Summa zoveel nadruk legt op Gods barmhartigheid en de rechtvaardiging door het geloof alleen, dat het boek in dit opzicht Erasmus achter zich laat. Dit maakt het begrijpelijk dat Karl Benrath het boekje in 1880 karakteriseerde als ‘ein Zeugniss aus dem Zeitalter der Reformation für die Rechfertigung aus dem Glauben’Ga naar eind26.. Wanneer - om het enigszins simplificerend voor te stellen - zowel erasmiaanse als lutherse elementen aanwijsbaar zijn, kunnen deze in verschillende combinaties voorkomen. Soms lijkt het lutherse element deel uit te maken van een erasmiaans geheel, soms is het omgekeerde het geval, of is er sprake van een evenwicht. Van ieder geschrift dat daarvoor in aan- | |
[pagina 19]
| |
merking komt zal de historicus willen vaststellen in welke verhouding de genoemde elementen precies zijn gecombineerd of versmolten. En gaat het om personen, dan moeten we er bovendien rekening mee houden dat hun standpunt kan veranderen. Wat het zestiende-eeuwse ‘erasmianisme’ betreft, zien we dat dit, als gevolg van de toenemende confessionalisering zowel aan katholieke als aan protestantse zijde, de tendens vertoont steeds minder zichtbaar te worden. Dit verschijnsel doet zich ook reeds in de jaren twintig voor, zoals bij Listrius.
In 1521 verscheen, naar men aanneemt te Zwolle, een satirisch geschrift onder de titel Lamentationes Petri (de klachten van Petrus)Ga naar eind27.. De onbekende auteur verbergt zich achter de naam Esdras (Ezra)Ga naar eind28.. Volgens de Italiaan Aleander, eens met Erasmus bevriend in Venetië, maar later een van zijn vijanden, kon het boekje maar door een man geschreven zijn: Erasmus. Maar Aleander stond met deze opvatting alleenGa naar eind29.. Onlangs heeft Fokke Akkerman op goede gronden voorgesteld het auteurschap toe te schrijven aan de Groningse schoolrector Nicolaas Lesdorpius.Ga naar eind30. De plaats van handeling van de Lamentationes is de hemel. De optredende personen zijn de apostelen Petrus en Paulus, evangelisten en kerkvaders, met name Hieronymus en Augustinus. De dramatis personae hebben alle reden tot klagen, want de kerk verkeert in een treurige staat. Petrus en Paulus klagen erover dat hun brieven, de evangeliën en de kerkvaders niet meer gelezen worden. Hoe heeft het zover kunnen komen? De grote schuldige is AristotelesGa naar eind31.. Het verval van de theologie is aan hem te wijten, maar ook aan Thomas van Aquino, de theoloog die zozeer in de gunst staat van zijn mede-dominicanen. De dominicanen blijken Esdras' bijzondere afkeer op te roepen. De noodzakelijke vernieuwing van de kerk wordt geblokkeerd door de vier grote bedelorden: dominicanen, franciscanen, karmelieten en augustijner heremietenGa naar eind32.. In de hemel wordt heftig gediscussieerd over de vraag hoe de macht van de bedelorden te breken. Petrus stelt voor met geweld te interveniëren, maar hij wordt door | |
[pagina 20]
| |
Paulus gekalmeerd. Hij geeft de voorkeur aan een krijgslist: laten we de bedelorden met hun eigen wapens bestrijden, door gebruik te maken van een insider. Augustinus komt met de naam van Luther, lid van een orde waarvan de spreker overigens ontkent de stichter te zijnGa naar eind33.. Het is interessant te zien op welke grond men Luther als een geschikte keuze beschouwt: hij is een man van onbesproken gedrag, en blinkt uit door zijn eruditie. Hieronymus en Augustinus begeven zich naar Wittenberg om Luther voor hun zaak te winnen.Ga naar eind34. Luther moet verkondigen dat christenen vrij zijn van kerkelijke, dus menselijke geboden en van scholastieke leerstellingenGa naar eind35.. Verreweg de meeste werken van middeleeuwse theologen kunnen worden afgeschaft. Kritische lectuur van de bijbelexegeet Nicolaas van Lyra kan nog wel nut afwerpen, maar het oeuvre van een Duns Scotus dient te worden verbrandGa naar eind36.. In plaats van scholastici leze men kerkvaders; zij leren ons wat de ‘monniken’ ons hebben ontnomen: eenvoud, zuiverheid en christelijke vrijheidGa naar eind37.. De bedelmonniken zouden er goed aan doen het voorbeeld te volgen van de Broeders des Gemenen Levens. Hun levenswijze is evangelisch en apostolisch, omdat zij in navolging van Hieronymus de bijbel bestuderen en overdenkenGa naar eind38.. Luther vraagt echter zich af waarom de keuze op hem is gevallen. Zijn er geen grotere geleerden? Hieronymus antwoordt dat de grootste geleerde van Duitsland inderdaad Erasmus is. Hij zou het wellicht beter gedaan hebben. Maar Luther is bij uitstek inzetbaar, omdat hij als monnik de listen en lagen van zijn soortgenoten kentGa naar eind39.. Niet Erasmus, maar Luther is een van de voornaamste personages van de Lamentationes. Maar hieraan dient onmiddellijk toegevoegd te worden dat het voorgestelde hervormingsprogramma eerder erasmiaans aandoet. Want het gaat hier om de terugkeer naar de bronnen - evangelie én kerkvaders - in combinatie met afkeer van de bedelmonniken en de scholastiek. De hervormingen zijn voorts niet radikaal: ‘seditio’ (oproer, onlusten) moet worden vermedenGa naar eind40.. De houding tegenover de sacramenten herinnert sterk aan die van Erasmus. De biecht is weliswaar een menselijke in- | |
[pagina 21]
| |
stelling, maar indien op de juiste manier gebruikt is zij goed en heiligGa naar eind41.. En wanneer Hieronymus Luther voorhoudt dat de mis en de overige kerkelijke riten op de traditionele wijze gevierd moeten worden, protesteert Luther nietGa naar eind42.. Hieronymus verzoekt Luther het volk te leren dat het niet te veel belang moet hechten aan de ceremoniënGa naar eind43.. Het is veelzeggend dat Luther in de Lamentationes vooral wordt geprezen om zijn voorbeeldig christelijk leven en zijn eruditie. De prominente rol van Hieronymus in dit geschrift zou Luther zelf niet hebben aangesproken. Augustinus treedt weliswaar ook op, maar hij wordt niet getekend als degene die de zuivere leer inzake genade en rechtvaardiging verkondigde. Daarom was het Luther te doen, een voorbeeldig leven en eruditie waren secundair. De auteur van de Lamentationes bepleit weliswaar een erasmiaans hervormingsprogramma, maar hij zag Luther als de beste kandidaat om dit ten uitvoer te brengen. Hij was het doelmatigste wapen in de strijd tegen de bedelmonniken en hun theologie. De Lamentationes zijn opgedragen aan de geleerde priester Willem FrederiksGa naar eind44. te Groningen. In de opdrachtbrief wordt hem lof toegezwaaid, evenals de rector van het Groningse huis van de Broeders des Gemenen Levens (=Gozewijn van Halen)Ga naar eind45.. Beiden hadden contact met Erasmus. De brief is vol van erasmiaanse echo's. De schrijver verwelkomt de nieuwe edities van de kerkvaders; hij memoreert dat Hieronymus enige tijd geleden is verschenen (1516), en ‘nu is Cyprianus opnieuw ter wereld gekomen’, ongetwijfeld een verwijzing naar Erasmus' Cyprianus-editie die in februari 1520 in Bazel was verschenen. Aristoteles wordt ook hier verworpen; scholastieke discussies over materie, beweging, ‘quidditates’, en ‘formalitates’ zijn zinloos. De levende Christus is te vinden in de evangeliën. Het evangelie, aldus nog steeds de opdrachtsbrief, leert geen verplicht priestercelibaat, noch bevat het bindende regels voor de praktijk van het vastenGa naar eind46.. Erasmus zelf zou echter niet zo complimenteus zijn geweest voor de Broeders des Gemenen Levens. Maar evenals in het geval van Listrius' vrienden betrof het een ander type Broeders dan degenen die Erasmus placht te kritiseren. | |
[pagina 22]
| |
Wanneer we te maken hebben met geschriften waarin erasmiaanse en lutherse (of andere reformatorische) componenten zijn gecombineerd, moeten we uit de aard der zaak beginnen met het traceren van de bronnen. Daarna kunnen we nagaan hoe citaten of toespelingen binnen het geheel van de tekst functionerenGa naar eind47.. In sommige gevallen blijkt het geheel erasmiaans van karakter, en spelen lutherse tendenzen een bescheiden rol. De Lamentationes Petri zijn daarvan een voorbeeld. In andere gevallen zien we het omgekeerde, of we treffen een combinatie aan die lijkt op een ellips met twee brandpunten, zoals de Summa der godliker scrifturen. Ten aanzien van de erasmiaanse component van de Summa dient te worden opgemerkt dat het boek thuishoort in een sfeer die vreemd is aan het humanisme in de Italiaanse zin. Nu waren de lezers die de Summa op het oog had geen intellectuelen die communiceerden in het Latijn. Maar wanneer we ons wenden tot de Latijnse bron van de Summa, de Oeconomica christiana, stuiten we wel af en toe op ‘humanistische’ uitdrukkingen als ‘litterae optimae’ en ‘honestiores litterae’, maar in de context van dit stichtelijke boekje betekenen ze niet veel meer dan onderwijs in het Latijn, dat kinderen in staat moet stellen de bijbel in die taal te lezenGa naar eind48.. Bovendien mist de uitdrukking ‘evangelica philosophia’ in de Oeconomica de humanistische bijklank - die trouwens ook bij Erasmus zelf niet altijd even hoorbaar is. Wat overblijft is als het ware zo verdund dat het volkomen begrijpelijk is dat degene die de Oeconomica in het Nederlands bewerkte koos voor de eenvoudige vertaling ‘kerstendom’ (christendom; het christelijk geloof), want dat was wat de auteur bedoeldeGa naar eind49.. In dit geestelijk klimaat past ook de Nederlandse vertaling van Erasmus' Enchiridion, die in 1523 te Amsterdam verscheen, in hetzelfde jaar waarin de Summa het licht zag in Leiden. Voor het lezerspubliek dat hij in gedachten had achtte de vertaler de meeste verwijzingen naar de klassieken overbodig. Hij beschouwde het Enchiridion als een werk waarvan de godsdienstige inhoud niet door de Grieks-Romeinse cultuur ondersteund hoefde te worden. Eveneens in 1523 verscheen in Antwerpen een tweede Nederlandse ver- | |
[pagina 23]
| |
taling van het Enchiridion, die nauw aansloot bij het Latijnse origineel. Deze vertaling werd slechts eenmaal herdrukt. Het lijkt echter significant dat er in de periode 1540-1616 veertien herdrukken verschenen van de vereenvoudigde versieGa naar eind50.. |
|