Zedelijke en stichtelijke rijmen(1680)–J. Tradel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vertoon van goedertiere en harde menschen, in haar voorspoet ontrent haren vriend, en het berouw als het te laat is. Op de wijze: O nacht jaloerse nacht. MIts ongestadigheit ons herte heeft bevangen, Doen vele niet als't hoort, ontrent een trouwe vriend, Niet veel daar by te zijn, dat geeft somtijts verlangen, Maar als 't wat is te veel, het licht tot laste dient. 2. 't Is immers vele zoo, bezonder zoo vermogen, Toevloeit by zoo een man, en dat zijn vriendt neemt af, Want dats gelijk de proef, van ieder een zijn pogen, Of hy is goedertier, of dat zijn aart is straf. 3. Zoo hy is goedertier, zoo zal 't hem niet aankleven, Zijn voorspoet port hem aan, zijn vriendt meer goet te doen, Ja zoo 't de noot vereist, zal hy hem geerne geven Het geen hem redden mach, en zich van quaat verhoen. 4. Maar is hy hert van aart, zoo zal hy dan vertoonen Vrymoedig wat hy is, hy moet zijn opgepast, En die dat niet en doet, die komt hy licht te honen, Want dan gaat schijndeugt wech, en waan die houdt hy vast. [pagina 154] [p. 154] 5. Heeft hy een trouwe vriend, die zich zoo niet kan voegen, Dien is hem dan onwaart, doch d'uitkomst heeft geleert Dat zijn lief-hebbers ook, hem gaven klein genoegen, En dat hem die hy smaad, hem meerder heeft ge-eert. 6. Dit ondervindende, wouw hy 't wel anders schikken, Maar dan is 't licht te laat, 't zy dat zijn vriend is doodt, Of dat hy is verreist, zeer verre om te schrikken, Waar door hy zich alsdan, bevint in groote noot. 7. 't Geweet ontrust de mensch, wanneer iet is misdreven, Dat niet t'herdoen en is, een ieder merk dit aan, Op dat hy op zijn tijdt, zich daar toe mach begeven Tot doen en laat van zulks, waar door hy vast mach staan. 8. Dat ons is voor het oog, en zalmen zoo niet achten, Maar als het is voorby, dan denktmen wat het was, En watter is misschiet, wilt daarom daar naar trachten, Als tijd en man vertoont, te doen na 't recht kompas. Vorige Volgende