‘Ze moeten maar voorzichtig zijn,’ vervolgde Pitter, ‘probeert er één ons een haar breed in de weg te leggen, hij zal er niet gemakkelijk afkomen! Wij zijn nu met z'n vijven. Laat ze maar komen!’
‘Het zal wel een tegenvaller voor je zijn, Pitter, maar er is niks aan te doen. Ik word geen jager.’
‘Wat vertel je me nou? Ben je stapel, of wil je me soms kwaad maken, Nand?’
Pitter was opgesprongen, maar een stekende pijn herinnerde hem aan zijn beenwonde.
Sjang greep den jongen bij de schouder en bulderde hem toe:
‘Zeg gauw, dat het niet waar is, anders gebeurt er een ongeluk!’
‘Laat me los, Sjang. Wat ik zeg, is waar. Vader Abt heeft me pas gezegd, dat ik in de abdij te werk gesteld word en van den prior kreeg ik al een opdracht. Ik moet Most helpen bij de herstellingen in onze kloosterkerk. Graag was ik weer met jullie er op uitgetrokken, omdat wij het samen zo goed konden vinden.... Er is echter niets aan te veranderen, omdat de abt het veiliger vindt, dat ik hier blijf.’
‘Dat is me ook een boodschap, Nand. Jongen, jongen, wat valt me dat tegen,’ riep Sjang uit.
Pitter beviel het ook niet. Hij wist echter, dat abt Heyendael nooit op een eenmaal genomen besluit terugkwam. Hij moest zich maar bij het feit neerleggen. Jammer was het, doodjammer.
‘En toch, Nand, hoop ik het nog eens ooit van onzen abt gedaan te krijgen, dat je weer met ons mee gaat. Bij de eerste beste gelegenheid begin ik er weer over.’
‘Je kunt het proberen, Pitter. Het zal niet veel uithalen. Maar kom, hak jij verder het vlees en zorg er voor, dat we een lekkere pot krijgen vanmiddag. Hoe laat moeten we naar 's Hertogenrade?’
‘We gaan om één uur, omdat ik met mijn been niet zo vlug vooruit kan. Jullie helpen me wel, als 't nodig is, hé? Om half twee moeten wij er zijn.’
‘Tot straks dan!’
Sjang en Nand verlieten de keuken, drentelden wat rond over de boerderij en bleven kijken bij den hoefsmid, die den ouden hengst van nieuwe ijzers voorzag....
Na het eten zag men op de wegen naar 's Hertogenrade groepjes mensen, die druk pratend zich naar het stadje begaven. Zij wilden allen getuige zijn van de veroordeling der drie misdadigers.
De markt stond al vol volk. In de rechtszaal kon niemand meer binnen. De jagers waren ook te laat gekomen en wachtten nu buiten ongeduldig op de uitslag.