schone romaanse kerk, waar de Koorheren de vespers zongen. Plechtig ruiste het psalmgezang door het heiligdom.
Na de dienst verlieten de monniken hun plaatsen in de koorbanken en hervatten zwijgend hun arbeid.
De abt begaf zich naar zijn werkvertrek. Hij belde den broeder en informeerde, of de jagers reeds gewekt waren.
‘Ja, Vader, zij wachten beneden om bij U toegelaten te worden.’
‘Ga, broeder Severus, laat ze onmiddellijk hier komen.’
De broeder boog eerbiedig en verliet geruisloos het vertrek. Hij spoedde zich naar de jagers en verzocht ze, direct bij hun heer te komen.
Een zachte tik op de deur.
‘Binnen!’ riep de abt.
De mannen bleven eerbiedig naast elkaar bij de deur staan en wachtten geduldig, op wat Vader Abt van hen verlangde.
De abt beval hun met een minzaam gebaar plaats te nemen op de bank.
Ze gingen zitten. Om zijn mannen op hun gemak te zetten, vroeg abt Heyendael aan Pitter hem eens te vertellen van die kerkdieven.
‘Ik ben vol lof over jullie moedig gedrag. Je doet de abdij eer aan,’ voegde hij er aan toe.
Pitter ging even verzitten, schraapte zijn keel en vertelde in geuren en kleuren het avontuur gedurende de eerste nacht, dat zij de wacht hielden in de bossen van Ubach. Nand werd natuurlijk in het zonnetje gezet. Hij werd er verlegen van en vond, dat Pitter nu toch wel een beetje overdreef en de anderen te kort deed. Hij wilde protesteren, maar de abt wenkte lachend, dat hij zwijgen moest. Sjang knikte voortdurend en keek met trots naar zijn jongsten kameraad. Het werd Nand te erg en hij viel Pitter in de rede:
‘Maar Pitter, aan jouw reuzenkracht hebben wij het toch te danken, dat wij dien aanvoerder er onder kregen. Wat zag je er uit. Jij hebt de hardste klappen gekregen. En Sjang niet te vergeten. Hij wist dien tweede toch maar goed in bedwang te houden.’
‘Het is nobel van je Nand, het zo op te nemen voor je makkers. Ik waardeer dat in je. Maar ongetwijfeld hebben wij het toch aan jouw oplettendheid te danken, dat de dieven gevat konden worden,’ sprak de abt met zichtbare voldoening.
‘Dan heb ik nog een verrassing voor jullie allemaal. De pastoor van Ubach gaf mij voor ieder een goudgulden, als beloning voor je moed en hulpvaardigheid.
Hij overhandigde de glunderende jagers ieder een blinkend geldstuk.
‘Maar nu wil ik eens precies horen, hoe jullie die Rimburgers gevangen hebben. Het is voor mij een bijzondere voldoening, dat