‘Breng ze hierheen! Bewaak ze goed onderweg, dat ze niet kunnen ontsnappen.’
De jagers beloofden hun best te zullen doen en verlieten het vertrek.
Nand, die met nog twee broeders bij de visvijvers bezig was een zootje vis te vangen voor het middagmaal, zag de jagers komen en snapte wel, wat er aan de hand was. Hij riep hun toe:
‘Zeg 'ns, jullie lopen de verkeerde kant uit! Of gaat het nu andersom? Jullie proberen vissen te schieten en wij gaan naar hazen hengelen.’
Pitter gaf daar geen antwoord op, maar zei:
‘Je moet met ons mee op dievenjacht. Loop vlug naar de abdij en pak wat je denkt, dat je noodig hebt. We blijven een paar dagen weg.’
Dat was boffen. Als de wind rende de jongen naar het klooster, trok een ander buis en andere laarzen aan, pakte zijn knuppel en was spoedig weer bij het troepje.
Over Eygelshoven leidde hun weg naar Ubach. Voorop liepen Pitter, de leider en verantwoordelijke man, Nelis en Sjang en achter dit drietal Frens en Nand. De jagers, die onderweg het geval druk bepraatten en een krijgsplan klaar maakten, droegen een groenkleurig pak met een riem van hertenleer om hun middel. Als wapens hadden zij een lang vlijmscherp mes in leren schede en een geweer, behalve Nand, die zijn knuppel en een mes had.
Midden in de bossen was het stil, maar daar lette niemand op, want zij bespraken een veel te gewichtige kwestie. Direct na hun aankomst in Ubach wilden de jagers naar de hoeve van Werden gaan om uit de rusten, voorts tegen de schemering het avondmaal gebruiken en dan de weideplaatsen van het wild opzoeken.
Tot nu toe hadden ze nog geen levende ziel ontmoet. Maar op een gegeven ogenblik kwam er plotseling een oude, in lompen gehulde vrouw, die een zak op haar rug torste, uit een holle weg te voorschijn. Met haar vinnige ogen keek zij de mannen aan.
‘Goeie middag,’ zei ze met een schel piepstemmetje.
‘Goeie middag!’
‘Waar gaat de reis naar toe, oudje?’ informeerde Pitter.
‘Och, ik moet naar 's Hertogenrade, naar mijn zoon. Hij is ziek en nu breng ik hem een lekker stukje vlees.’
‘Vlees? Wat is dat voor vlees?’
‘Dat heb ik gekregen van Chris Stevens in Rimburg. Hij zei,