De gouden oogst(1944)–Fernand Toussaint van Boelaere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] [O waar is de tijd dat ik over haag en heg] O waar is de tijd dat ik over haag en heg kon springen met den sprong van een jong veulen - en 'k met al de meisjes kon heulen? Die tijd is om, die tijd is weg. Nu zijn mij de gewrichten strak en loop'k in liefdekoorts bescheiden. Nu zijn 't de meisjes die mij mijden, gelijk een boom, dien de barre storrem brak. Ik vestig tháns op hooger sferen die drift die mij tóen dreef; en richt op godd'lijk minnen, buiten schreef, mijn heet begeeren. En voel nu troost waar vroeger heerschte, in vleeschelijk genot, ontembre vreugd; noem thans: betrachte deugd, het leed dat, af en toe, mijn vreugd toen dweerschte. En leef - olijfboom die 'k op Mallorca zag: knoestig, door de schoone zon omtooverd, maar hol en leêg, en gansch ontlooverd: amper schors en tak. Vorige Volgende