De gouden oogst(1944)–Fernand Toussaint van Boelaere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] [Ik wachtte, en toen de deur dan openging] Ik wachtte, en toen de deur dan openging en gij, die 'k hoopte, niet verscheen, doch een oog en een stem mij vreemd, - een stem waarvan 't geluid mijn oor beving! - viel loome moeheid mij over 't hart: 'k was een die weent en lachen wou, die laf wordt als hij vechten zou - noch vraagt waarom hem 't leven sart. Zoo sprak 'k geen woord, en weende niet of loech, maar keerde plots op de eigen weg terug, stil, eenzaam, moe en stug, - of 'k, nieuwe Christofoor, al 't wee der wereld droeg. Vorige Volgende