De gouden oogst(1944)–Fernand Toussaint van Boelaere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] [Nachtegaal, uw stemme raakt me] Nachtegaal, uw stemme raakt me, wijl allengskens wijkt de nacht. In mijn ziel de heugnis staakt me van een dag, die reeds me tegenlacht'. 't Fijn geluid der zilvren klanken, als een stap die telkens verder trad, brengt in mij de hoop tot wanken dat ik ooit heb liefgehad. Geen gebeden, geen verbeiden - 't diepste alléén dat uit de ziel stijgt, zooals ten laatsten wintertijde, van een ijs-tap een traan soms viel... 't Diepste alleen: het kille vragen, dat geen kleur, geen zin nog heeft, 't vragen, waarop volgt geen wagen, of ons hart ooit heeft geleefd, ooit gekend heeft d'hooge weelde, waar de nachtegaal van zingt - 't lééd dat somtijds in zijn keel den jubelzang voor goudner kreet verdringt. [pagina 93] [p. 93] Nooit! En 't weten op de ure dat de laatste nacht vergaat, en dat in de verte het zure licht al daagt van nieuwen dageraad... 't Zijn de kudden die nu keeren: - 't zwijgen van den nachtegaal - andere driften die regeeren, sprekend mij een and're taal... Vorige Volgende