De gouden oogst(1944)–Fernand Toussaint van Boelaere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Aan H.J. Boeken bij wijze van dankbetuiging voor de opdracht aan mij van zijn sonnet tot de Nike van Samothrake... Voorbode niet, maar dóór het schoon geluid der nieuwe lente, wonder-stille akkoorden, als, midden in 't getuit van trom en fluit, de teêrste harpe-klank dien 't oor ooit hoorde; - een milde adem, door verliefde borst geuit tot stilling van de pijn wen zwijgen woorden; - een fluister-vraag, die nooit op weigren stuit, verzoekend 't oop'nen van des harten poorte: Zóó nadert mij, bekorend geest en oor, Hein Boeken's vers: de rythmus der gedachte; zoo smaak ik het, en lees 't mezelf steeds vóór, welzaal'g of 't liefst gelaat me tegenlachte - en zwijg, als het piepende jong voor een zoetere stem genietend den zang die verlicht zijne duistere brem. Vorige Volgende