De gouden oogst(1944)–Fernand Toussaint van Boelaere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Lied Door de wei glipt het water. Door de lucht wipt 't geklater - en ik gis, welk vreemd gemis uw afwezigheid mij is. Vol van u was de kamer, wen van uw pas 't gehamer luide door de ruimte klonk, als een zang dien Echo zong; en van uw stem het wonder, - of in een brem de zon der latere uren gouden scheen - gouden rees en speelsch verdween. [pagina 21] [p. 21] Zóó dat elks smart verzwinden - en wie zijn hart van vrinden leêg wist, zich verheugen ging, lijk een roos in zonnesching. - Maar plots waart gíj weêr henen. Leize is daarbij verdwenen 't zoet geluk dat niemand acht, rijpe vrucht die valt bij nacht... Door de wei glipt het water, door de lucht wipt 't geklater: en ik weet welk vreemd gemis uw afwezigheid mij is. Vorige Volgende