De gouden oogst(1944)–Fernand Toussaint van Boelaere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Don Juan der droomen spreekt: ‘Is 't weêr de wind die schijvert door de boomen - het schreien van een kind, 't verscheiden van mijn droomen? ‘De nacht is droef. De donk're boomen knielen. Krijgt élk dan toch een groef schoon zóóveel droomen vielen? ‘Een leven was elke droom - en een beminde... Steek aan, steek aan het was der dooden, rijk aan vrinden! ‘Dat ik eens meet, wat langer hier mag duren: 't geen droomen tijd'loos heet of tegen wind wat vuren - [pagina 18] [p. 18] ‘en door die list houd bezig mijn gedachten: wijl toch elk lijk zijn kist 't graf elke kist betrachten... ‘En huilt de wind, - beseffend dat wie d'oogst van droom na droom heeft bemind, thans sléchts verwacht den troost van ‘'t volkomen leêg zijn van elk nieuw verlangen - als, zaal'g, in 't laatst beweeg zwíjmt die zich kon verhangen...’ Vorige Volgende