De falende stad
(1965)–Michael Tophoff– Auteursrechtelijk beschermdMichael Tophoff, De falende stad. J.M. Meulenhoff, Amsterdam 1965
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De falende stad van Michael Tophoff uit 1965.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (binnenkant voorplat, 6, 76, binnenkant achterplat) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[ voorplat]
MICHAEL TOPHOFF
DE FALENDE STAD
EEN TEKST
[pagina 1]
DE FALENDE STAD
[pagina 2]
MEULENHOFF EDITIE E 81
[pagina 3]
MICHAEL TOPHOFF
DE FALENDE STAD
een tekst
J.M. MEULENHOFF
AMSTERDAM
[pagina 4]
Copyright 1965 by J.M. Meulenhoff
Typografie en druk: Bosch - Utrecht
Omslagontwerp: Studio H.B.M.
[pagina 128]
In de Meulenhoff editie debuteerden
JAN WOLKERS
kort amerikaans |
JAAP KOOPMANS
doodslaan op donderdag |
JOS RUTING
lydia en de zwaan |
FRANS BIJLSMA
straks niet meer |
EDUARD VISSER
twee handen van zwart |
JOOP WAASDORP
het naakte leven |
JACQ FIRMEN VOGELAAR
de komende en gaande man |
MIGHAEL TOPHOFF
de falende stad |
HENK VAN KERKWIJK
de stervende dode |
In iedere erkende boekhandel verkrijgbaar
[ achterplat]
Van MICHAEL TOPHOFF verschenen gedichten zowel in Nederlandse als in Belgische tijdschriften, zijn hoorspelen door verschillende omroepverenigingen uitgezonden, werd proza in Podium opgenomen.
Deze in 1939 geboren auteur noemt zijn debuut
DE FALENDE STAD een tekst. Woorden die elkaar oproepen, een voorzichtige verkenning van een koele bewegende ruimte.
‘Hij roept een vreemde naam, waarvan hij schrikt, zij is bereikbaar en raakt verloren, maandagnacht, omstreeks 22 uur...’ Hij komt haar tegen, zij kent hem niet. Misschien hebben zij elkaar eerder ontmoet. Zij kennen elkaar, zij spreken tegen elkaar, zij zeggen geen woord. Een man en een zeer jonge vrouw, en bovenal een stad, een stad die hen observeert: koel, op een afstand. Een stad die hen opneemt, die hen belaagt, die hen buitensluit.
Een man en een vrouw die elkaar raken, in het verleden, op dit ogenblik. Binnen de structuur van een falende stad, in de verwijdering van elkaars lichaam...
MEULENHOFF * EDITIE
450/80