‘Ja, hoor eens...’ begon Mol.
‘In Italië waren ze heel streng op school,’ zei Paolo. ‘Wij hadden een oude juffrouw die meteen sloeg als je lastig was. Met een liniaal op je hand of op je kop. En de hoofdonderwijzer, daar was iedereen doodsbang voor.’
‘Je zegt het alsof je dat eigenlijk heel goed vindt,’ zei Mol.
‘Heb jij nooit geslagen?’ vroeg Rob. ‘Ik bedoel, je zal toch wel eens een afschuwelijke leerling hebben gehad? Een pestkop die niks wilde?’
Mol staarde fronsend voor zich uit. Hij zat op zijn tafeltje, zoals meestal, met een boek in zijn hand waaruit hij iets had voorgelezen. Dat sloeg hij nu dicht. Zijn ogen waren zo ongeveer op mij gericht, maar hij zag mij beslist niet.
‘A penny for your thoughts,’ zei Rob. Die hadden we net geleerd.
‘Wat? Wat?’ zei Mol. Hij krabde in zijn haar, zodat het rechtop ging staan en hij een beetje op Stan Laurel leek.
‘Rob vroeg of je wel eens een vervelende klier in de klas had gehad,’ zei ik. ‘En toen verzonk je in sombere gedachten.’
‘Ja, dat was een zwarte bladzij in mijn geschiedenis,’ zei Mol. ‘Daar heb ik het liever niet over.’
‘Dat vind ik niet eerlijk,’ zei Herman. ‘Je zegt dat het met alle mensen goed komt als ze maar een kans krijgen, of zo, en als Rob je vraagt of je nooit vervelende klieren hebt gehad, wil je het niet vertellen.’
Mol krabde weer op zijn hoofd. ‘Vervelende klieren is erg zacht uitgedrukt.’ Hij keek Herman met donkere