Een onleesbaar landschap
Soms is het voor een kijker naar landschappen goed om in een omgeving te belanden waar de tekens hem niet vertrouwd zijn, zodat het landschap op het eerste gezicht onbegrijpelijk, onleesbaar lijkt. Dat overkwam mij tijdens een rondreis van bijna een maand in Zuid-Afrika. Ik legde er grote afstanden per auto af, aan de kust en in het binnenland, verbleef in steden en op het platteland, keek mijn ogen uit en slaagde er een hele tijd niet in het landschap te ‘lezen’.
Ik verbeeld me dat ik van veel Europese landschappen de tekentaal kan duiden of leren duiden, dat de sporen van menselijke omgang met de natuur, van politieke ontwikkelingen en van opvattingen over de inrichting van de omgeving hun betekenis aan mij willen prijsgeven als ik mij in een gebied verdiep. Ik lees het eerste deel van het prachtwerk De Middellandse Zee van de Franse historicus Fernand Braudel met een voortdurend gevoel van herkenning. Dat eerste deel heet ‘Het landschap en de mens’ en begint met een meeslepende beschrijving van de vaak volkomen gescheiden culturele ontwikkelingen in de bergen en op de vlakten. Voortdurend denk je: ja natuurlijk, dat ken ik, dat heb ik in het landschap in Spanje, Italië, Griekenland, Joegoslavië gezíén. Wat ik me nooit voldoende had gerealiseerd, is hoeveel kennis van de geschiedenis er, bewust of onbewust, in dat zien een rol speelt.
Ik was voor het eerst in een Afrikaans land, en ik verwachtte dat mijn uit lectuur, films en foto's opgebouwde beeld van een Afrikaans landschap bevestigd zou worden - maar ik zag iets heel anders. Ik zag landschappen die veel overrompelende Afrikaanse elementen bevatten: struisvogels; wonderlijke