Tekens
Als er iets bestaat dat, om een modieuze term te gebruiken, een systeem van tekens is, dan is het wel een landschap. Ik heb lang in een polder gewoond, en ik denk dat ik een deel van de tekens in dat landschap wel begrijp. Zo weet ik, uit de verte gezien, wat een wonderlijk carré van dicht op elkaar geplante bomen, meestal populieren, betekent: daar ligt een boomgaard, de vruchtbomen beschermd door windsingels. Ik ken dat teken zo goed, dat ik het onmiddellijk herkende toen ik het bijna volledig geabstraheerd zag op een schilderij van de Noord-Hollandse schilder Bob Nieuwenhuysen, zoals ik ook meteen zag dat een blinkende omgekeerde V, Λ dus, op een donkere ondergrond op een ander schilderij van hem twee evenwijdige sloten voorstelde die elkaar op een horizon ontmoeten. In die, nu door verstedelijking aangetaste, polder van mij hebben ze in verband met de nieuwbouw een boomgaard gerooid maar de windsingel laten staan. Daarbinnen liggen nu volkstuintjes voor de nieuwe bewoners. Een goede gedachte, maar steeds als ik erlangs rijd ben ik verbijsterd omdat het teken niet meer klopt met de nieuwe realiteit. Een windsingel die niets meer beschermt, want voor de lage gewassen op die volkstuintjes is hij veel te hoog. Een metershoge muur om een mierenhoop. Een vlag op een modderschuit.
Een ander teken dat ik ken wordt ook door bomen gevormd. Het is een smalle dubbele lijn van iepen of populieren, die van de polderweg het land in loopt naar een dichte, rechthoekige groep bomen met zwaardere kruinen: de rijen bomen langs een pad dat naar een boerderij loopt en de erfbeplanting om huis en schuren. Die figuur betekent dat daar een plek is waar mensen wonen die werken op en leven van