Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 2
(1802)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
[pagina 94]
| |
Dat vry myn moeder knorre en kyv',
Daar 'k steeds by Nina ben;
'k Ontvlugt haar byzyn echter nooit,
Waar 'k al de vreugd van ken.
Zy zegt my, 'k ben naauw' zestien jaar,
En dat volstrekt een kind
De dwaasheid niet het minste voegt
Dat hy een meisje mint.
Zou liefde dan een dwaasheid zyn?
Neen, zeker, 't is niet waar!
Myn hart gevoelt het tegendeel
In Ninaas byzyn klaar.
En, schoon 't een dwaasheid wezen mogt,
Wat kan het my toch schaên?
Is dan de jeugd niet best geschikt
Om dwaasheid te begaan?
|
|