Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 129] [p. 129] Aan de meisjes. Hebt dank, lieve meisjes! hebt dank voor de zorgen, Waarmeê gij weer heden, en zeker weer morgen, Uw schoonheid versiert en vernieuwt, ons ter gunst: Steeds weet gij bij 't fraaije wat fraaijers te voegen; Gij wilt ons niet bloot met natuur vergenoegen, Maar voegt bij haar giften de gaven der kunst. Hebt dank voor die lintjes, die strikjes, die kantjes, Die bloemen, die lokjes, gekruld door uw handjes, Dien toovrenden zwier, aan uw leden gepast; Hebt dank voor dien smaak, die, gestaâg onderscheiden, En altoos bekoorlijk, hoe vreemd tusschenbeiden, Met wisslend vernuft ons verrukt en verrast. [pagina 130] [p. 130] Maar hoe ook uw vinding u tooi en hertooije, Dat niets toch uw hartjes omkleede of verplooije, Geeft nimmer de liefde der mode ten prijs; Bewaart ons uw lonkjes, uw kusjes, uw gunstjes; Verfraait en herschept u door duizende kunstjes, Maar mint ons altoos toch op de eigenste wijs. Vorige Volgende