Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Tusschenzang. Recitatief. Romein noch Griek, hoe hoog hun faam moog stijgen, Greep ooit de spa tot zulk een veldbouw aan; De aloudheid zag geen vruchten aan de twijgen; Zoo kostbaar als in onzen boogaard staan. Aria. 't Gewas, dat hier de bouwliên kweeken, Werd niet gestoofd in de Oosterlucht; Van uit den rotswand zien wij 't breken; Hier draagt de heide vrucht. Toch is het ooft, dat wij verzaamlen, Verkwikkend zoet: Het is den geest en 't harte goed. Getuigt, gij zwakken en gij schaamlen! Hoe 't u versterkt en voedt. [pagina 106] [p. 106] Koor. Snelt aan, snelt aan, gij duizendtallen, Die nog naar laafnis smacht! Onze akker draagt een oogst voor allen - Voor ieder nieuw geslacht. Trio. A. En van wat plant is 't heilrijk zaad genomen, Dat vruchten geeft Aan al wat leeft? B. Van waar dat ooft, dat beemden siert en boomen, En allen voedt Met overvloed? C. Uit Christus kerk is 't heilrijk zaad gekomen, Dat hier het graan Te veld doet staan. [pagina 107] [p. 107] te zamen. Zoo klink' langs berg en dal en stroomen, Zoo galme alom: Hier wast een vrucht van 't Christendom. Recitatief. Uit ander zaad kon zulk een vrucht niet groeijen: 't Is God, en God-alleen, die 't gaf! Een korenzee moog uit het aardrijk vloeijen: Het manna daalt ten hemel af. Aria. Verlichting, kennis, deugd en zeden, Al wat Gods beeld versiert En opheft boven 't woudgediert'; Vereedling van gevoel en reden, Ontwikkling tot een godsgeslacht En vorming voor een hemelsch Eden: Die vruchten zijn hier voortgebragt! [pagina 108] [p. 108] Wie mag nog twijflen - wie nog vragen Naar afkomst en naar lucht of zoom? Aanschouw hij wat de takken dragen, Zoo kent hij aan de vrucht den boom. Koor. Uit Christus kerk ontsproot die zegen; Die zegen vloeit alom. Gij, op wier grond de halmen stegen! Gij, die de korven hier moogt leêgen! Verheft den lof van 't Christendom. Vorige Volgende