Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Lord Gregory. De nacht is zwart: de donder loeit; De rukwind dreigt het woud te sloopen; Een arme zwerfster klopt, vermoeid: Lord Gregory! doe open. Om u, die haar te wreed verstiet, Werd ze uit het vaderhuis verdreven; Och, weiger haar uw deernis niet, Wilt gij geen liefde geven. Mij heugt, mij heugt, schoon gij 't vergeet, Dat ge aan mijn kniên laagt neergezegen, En ik mijn weermin u beleed, Zoo lang met zorg verzwegen. [pagina 20] [p. 20] Lord Gregory! de beek en 't woud Liet ge overluid uw eeden hooren, En argloos heeft mijn hart vertrouwd Al wat gij hebt gezworen. Uw ziel is wreed, uw hart is staal, Uw ooren stopt gij voor mijn kermen... Kom, flikkerende bliksemstraal! Kom gij u dan ontfermen: Tref, tref mij 't hoofd: ik ben gereed; Geen enkle band meer hecht me aan 't leven... God, wat hij U en mij misdeed, Zij Gregory vergeven! Naar het Schotsch van burns. Vorige Volgende