Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] * * * Het vrolijk seisje, dat zoo mild was met zijn zangen, Laat nu de wiek en 't kuifje hangen, Verkleumd van regen en van wind: Het zoekt een venster op, waar 't in een hoek mag schuilen, Terwijl de najaarsstormen huilen, En 't in het woud geen loover vindt. Zoo, zangrig boekje, dat in voorspoed werd geboren, Zoo ging uw vreugde in rouw verloren; Thans zijn uw witte randen zwart: Gij zoekt geen lof, geen eer, waar gij zult naadren mogen; Gij vraagt een blik van mededoogen - Een zucht van 't medelijdend hart. [pagina 2] [p. 2] Wie zal den vogel, die een wijkplaats zoekt, verjagen? Hem had een tijgerin gedragen, Hem had een wreede wolf gevoed! Wie zal dit kunstloos boek een strenge regter wezen? Beschreide blaadren spottend lezen?.. Zoo wreed geen sterv'ling, die dat doet! Gaat, zwakke zangen, die in blijdschap zijt gezongen! Gaat! gij wordt nergens weggedrongen: Uw vrijbrief is mijn diepe rouw: Gaat! elk gevoelig hart zal u een voorspraak strekken: De liefde zal uw feilen dekken, Zoo als zij 't seisje dekken zou. Naar het Fransch van victor hugo. Vorige Volgende