Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9
(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij
[pagina VII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toen ik, omstreeks den aanvang des vorigen jaars, dit bundeltje voor de drukpers rangschikte, troffen mij, weinige weken na elkander, twee hartverpletterende slagen, het verlies, namelijk, van mijne onvergetelijke vrouw en van mijnen oudsten zoon. Die treurige omstandigheid, waarvan het ongepast zou zijn, hier meer te zeggen, vertraagde den druk van het boekje en gaf aanleiding om deze zeer verre navolging van victor hugo aan het hoofd er van te plaatsen.
Het zal naauwelijks aanwijzing behoeven, dat dit stukje geheel verhollandscht is. Het heet in 't Engelsch lochinvar. De heer van lennep, deze Romance, even als ik, in een Nederlandsch kleed stekende, heeft haar, even als ik, op Gelderschen grond verplaatst, en ze de heer van culemborg getiteld. Deze overeenkomst kan niet dan geheel toevallig zijn.
Het was op verlangen van Mr. j. scheltema dat ik dit stukje vertaalde. Het werd door hem opgenomen in zijne geschiedenis van de uitrusting en den ondergang der Onoverwinnelijke vloot. Volgens zijne teregtwijzing moest de Löwenflagge van schiller in eene Kruisvaan veranderd worden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina VIII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij het overschrijven van dit stukje, dat reeds vele jaren heugt en in de oude verzameling voorkomt, vond ik eene zeer natuurlijke aanleiding tot de toespeling op den Belgischen afval, die men op bladz. 23 leest.
Het schijnt mij toe, dat Hamlet niet zoo zeer nadenkt over het min of meer edele van de keus tusschen dulden of sterven, maar dat hij bepeinst wat wijzer, verstandiger, welberadener is. Daarom heb ik in den tweeden regel het nobler van shakspeare in wijzer veranderd. De geheele inhoud der Alleenspraak pleit, naar mijne meening, voor die lezing. - Overigens gevoelt niemand beter dan ik, hoe ver mijne navolging, even als die mijner voorgangers, voltaire en bilderdijk niet uitgesloten, beneden het oorspronkelijke dezer kernachtige en beroemde Monoloog gebleven is.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina IX]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit en nog een tweede stukje van den beminnelijken claudius hebben verzuimd hunne plaats in den bundel liedjes in te nemen. Ik mogt hun daarom echter geen blaadje in dezen bundel weigeren.
Ik heb gemeend, dit opmerkelijk stukje in rijmelooze jamben, als waarin het oorspronkelijke is opgesteld, terug te moeten geven. Het rijm zou er, dacht ik, een zweem van kunst aan bijzetten, die de natuurlijkheid en eenvoudigheid benadeelen kon. 't Ware anders niet moeijelijk geweest, de regels in rijmklankeu te doen eindigen, zonder zich te ver van het origineel te verwijderen. Bij voorbeeld:
'k Denk ieder keer, als ik dat aaklig slot -
In 't oorspronkelijke vergelijkt de knaap de vervallen burgt bij den Bazelschen doodendans van holbein. Ik vond het titelplaatje van asmus althans even gepast, en vele Hollandsche lezers zullen het boek van claudius beter dan de schilderij van holbein kennen. De wijsgeerige vader zal dat algemeen gekende boek wel eens aan den knaap hebben getoond en de bloode jongen zal dan ook wel van het geraamte hebben gehuiverd.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina X]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men moest dit klein en kunsteloos stukje niet slechts stil en voor zichzelven lezen; men moest het niet anders dan hooren zingen, mits door eene natuurlijke en ongemaakte stem, die de woorden niet in de muzijknoten doet wegzinken. De melodie voor den Hollandschen tekst is niet minder gevoelig en roerend dan die voor den Engelschen. De stille lezing van deze eenvoudige regelen kan ons zeer koud laten, maar gezongen wordende, hebben zij mij meermalen de tranen uit de oogen geperst. Deze aanmerking slaat echter niet op dit stukje in 't bijzonder. Verzen moesten welligt nimmer zonder begeleiding van de levende stem worden gelezen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XI]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit stukje, benevens de beide vorigen (de twee kleine bladvullers niet gerekend) hebben koningen tot dichters, en zijn bestemd geweest om in eene letterlievende bijeenkomst, die op Driekoningenavond inviel, voorgelezen te worden. Ik hoop dat de kouing van Beijeren mij het regt zou laten wedervaren van toe te stemmen, dat ik in zijne onzamenhangende rapsodie althans eenig verband gebragt heb en zijne slechte verzen ten minste niet nog slechter heb gemaakt. Van Fredrik den tweede zou ik bijna eene dergelijke bekentenis durveu verwachten, maar voor koning Jacobus zou ik mij nederig willen buigen en hem eerbiedig verschooning vragen, dat ik zijne bevallige en naïve verzen niet losser en geestiger heb kunnen overbrengen. Het oorspronkelijk stukje van dien koning der armen (gelijk hij genoemd werd) is een echt juweeltje. Men wil dat hijzelf niet vreemd was aan het snaaksche tooneel, hetwelk hij zoo levendig heeft bezongen.
Er is zeer onlangs te Gent een bundel gedichten van den Belgischen poëet ledeganck in 't licht verschenen, waarin men eene overzetting van dit lieve stnkje vindt. Die bundel levert, in 't algemeen, vele uitstekende blijken van de bekwaamheid des dicbters op; maar vooral is dit stukje zoo regt gelukkig en kinderlijk door hem overgebragt, dat ik hem meer dan een couplet benijd heb. Onder de vele Belgen, die thans, als een wonder verschijnsel, met goed gevolg, veel beter dan ooit en in een beschaafder taal dan vroeger, de Nederduitsche dichtkunst beoefenen, verdient de heer ledeganck voorzeker eene voorname - zoo niet de eerste plaats.
Na ik, voor vele jaren reeds, dit stukje had overgebragt, kwam mij daarvan eene nog vroegere overzettiug van den heer schenk in handen. Mijne navolging heeft geen oogmerk om met de zijne te wedijveren, zoo als (ik beken het opregt) met sommige stukjes
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten aanzien van andere vertalingen wel eens het geval is. De heer schenk staat ongetwijfeld aan het hoofd van al onze dichterlijke navolgers. Zijne nachtgedachten strekken daarvan ten bewijze, gelijk hijzelf ten bewijze strekt, hoe de Fortuin tot zelfs in de dichterlijke reputatiën de hand heeft. Hoe vele poëten onzer dagen, die niet in zijne schaduw verdienen te staan, hebben zich, door welke middelen dan ook! naam en faam verworven, terwijl de hoogstverdienstelijke en nederige man naauwlijks meer wordt medegerekend bij de optelling onzer ontelbare dichters!
Dit gedichtje is een der weinige parelen, die er uit den slijkpoel van beranger zijn op te visschen. Hoe stootend echter vele der voorbrengselen van dien losbandigen poëet voor eerbaarheid en zedelijkheid zijn mogen, is het niet te ontkennen, dat hij als dichter een der eerste rangen op den Franschen zangberg bekleedt, en den vromen la martine, bij voorb. (wiens grove en naakte voorstellingen in een zijner jongste gedichten veel walgelijker zijn dan de wulpschheid van den eerste) in juistheid van zeggen, keurigheid van versificatie, ongezochtheid van schildering en poëtische waarheid, verre overtreft.
Het zal alwederom geen aanwijzing behoeven, dat dit stukje, gelijk meerdere, geheel verhollandscht is.
[pagina XIII]
In het Schotsch: jock d'hazeldean, gelijk ook het tooneel, in 't oorspronkelijke, op Schotschen grond is.
Dit liedje van de Fransche dichteres amable tastu werd bij de wedspelen te Toulouse, Les jeux Floraux genaamd, met den uitgeloofden eereprijs bekroond.
Ook van dit stukje kwam mij sedert eene navolging van eene andere hand voor, namelijk van die des heeren spandaw. Ook met hem wensch ik niet te wedijveren: de uitslag kon in mijn nadeel zijn.
The universal prayer is in meest alle nieuwere talen overgebragt, doorgaans echter met uitbreiding en in een ruimer dichtmaat. Ik heb mij in de overbrenging er van mindere vrijheid veroorloofd, dan ik gewoon ben te nemen; doch, de beknoptheid willende behouden, vrees ik de ongedwongenheid te hebben opgeofferd, die eene der onmisbaarste vereischten van eene dichterlijke navolging is. Wij bezitten eene vroegere vertaling van dit stukje door den heer p. van winter, n.s.z., die het in woordelijke getrouwheid nog verre van de mijne wiut.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XIV]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|