Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] De ezel. Voor mij bestaan geen blijde dagen: Ik ben als bot en dom veracht; Ik heb geen moed, ik heb geen magt; Ik word gescholden en geslagen, Met allerhanden last bevracht, Gelijk mijn leelijk voorgeslacht. Ik moet van stroo en distlen leven; Ik ben de spot van groot en kleen: Zoo kruipt mijn treurig aanzijn heen! Natuur! gij hebt mij niets gegeven Dan de aangename stem alleen. Vorige Volgende