Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] De boer, na zijn geëindigd proces. Goddank, dat ik een boer ben, ja! En niet een advokaat: Krakeel en onrust volgt hem na, Hetzij hij zit of staat. En waren ze allen braaf en best, Hetgeen ik niet bezweer, Nog liever krui ik slijk en mest Door alle wind en weer. Want daarvan komt er merg en pit In elk gewas en teelt, Ofschoon er hier geen regter zit, Die 't eerst aldus beveelt. [pagina 96] [p. 96] Zoo maak ik dan door zweet en vlijt Nog altijd iets van niets, Maar de advokaat, door geld en tijd, Maakt louter niets van iets. Goddank, dat ik een boer ben, ja! En niet een advokaat, En dat de droes mij kreupel sla, Pleeg ik er weer een raad! Vorige Volgende