Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] De mensch. Gewonnen en geboren, Beginnen wij te zien, Te schreijen en te hooren, Te praten bovendien. Wij schieten uit de kluiten En worden kloek en stout; Beramen en besluiten En grijpen glimp voor goud. Wij tobben en wij sloven Om meerder dan ons deel; Wij twijflen en gelooven Te weinig en te veel. [pagina 88] [p. 88] Wij maken en wij breken En spinnen aan ons rag; Verandren alle weken, Veroudren elken dag: Zoo kruipen wij of zweven, En grijzer wordt ons hair; Zoo rekken wij het leven Tot somtijds tachtig jaar; Dan geeuwen wij en gapen En leggen ons te slapen. Vorige Volgende