Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] Vrede en oorlog. de voorzanger. Nu zal 't lied van Vrede schallen: Mannen, hoort naar mij! Neen, geen zegen - geen van allen, Is van meer waardij. Oorlogvoeren, bloedverkwisten, Past den duivel - niet den Christen. Al wie 't hoort, Zegg' het voort! allen. Neen, geen zwaard beslecht' de twisten: Menschenbloed Is tot plengen veel te goed. [pagina 76] [p. 76] de voorzanger. Heldenpraal begoochel' dwazen, Schijn' aan kindren schoon: Valsch en nietig, vechtersbazen! Is uw zegekroon. 't Zwaard te zwaaijen over de aarde Geeft geen grootheid, heeft geen waarde: Al wie 't hoort Zegg' het voort! allen. Weet het, mannen van den zwaarde! Menschenbloed Is tot plengen veel te goed. de voorzanger. Waar de vorst des burgers leven Meer dan lauwren telt; Waar geen vrouw behoeft te beven Voor haar man in 't veld; Waar de kindren veilig slapen, Daar is zegen... Mannen, knapen! Al wie 't hoort! Zegt het voort. [pagina 77] [p. 77] allen. Lieve koning! zwaai geen wapen: Menschenbloed Is tot kwisten veel te goed. de voorzanger. Maar als roof en onregt dagen, Dreigen in 't geweer, Haardsteê en altaar belagen, En ons erf en eer: Dan de zwaarden uitgetogen En de roovers aangevlogen! Al wie 't hoort Zegg' het voort! allen. Zulk een strijd wil God gedoogen: Menschenbloed, Mannen, is dan niet te goed. Vorige Volgende