Gezamenlijke dichtwerken. Deel 1-3(1855)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Op den eersten tand van mijn jongstgeboren zoontje. Triomf, triomf! hef aan, mijn luit, Want moeder zegt: de tand is uit! Laat dreunen nu de wanden! Eerst gaf Gods gunst het lieve wicht Den adem en het levenslicht, Nu geeft zij 't wichtje tanden. Triomf, triomf! God dank er voor, Want moeder zegt: de tand is door! Nu lof en lied verheven! Geluk nu, kind, met snaar en zang! Besteê het wel, bewaar het lang, Wat u Gods gunst wil geven. [pagina 45] [p. 45] Bewaar het lang, besteâ het wel: Een goed gebruik is Gods bevel: Laat u dat voorschrift leiden; Hou, u ten nut en Hem ten dank, De tandjes rein en 't zieltje blank; Zoo knagen geen van beiden. Groei op, groei op! word groot en goed; Win treflijk aan in kracht en moed Om lot en leed te tergen; En, wie u 't eerloos hoofd moog biên, Laat, jongen, laat uw tanden zien, Waar eer en pligt het vergen. Groei op, word braaf, bekroon mijn doel: Laat vroeg uw ziel van diep gevoel Voor regt en waarheid branden! Belach der boozen wrok en wraak, En neem altoos der braven zaak Manmoedig op uw tanden. [pagina 46] [p. 46] Groei op, word vroom, word rijk aan deugd! Laat nooit mijn oog, dat weent van vreugd, Om u van weemoed krijten; En geve u God tot aan den dood Een eerlijk stukje daaglijksch brood, Waarop uw tandjes bijten! Vorige Volgende