Gezamenlijke dichtwerken. Deel 1-3(1855)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] 's Levens kaartspel. 't Oude spreekwoord heeft het wèl: 't Leven is een dobbelspel, Waar wij allen meê in deelen; Gaan ook tijd en rust te loor, De eene dringt zich d'ander voor; Deze passen, gene spelen: 't Noodlot schudt de kaarten door. Zelden, wat beleid vermag, Zelden haalt de kunst een slag; Want het toeval speelt het beste; 't Spreekwoord is te regt vermaard: Gekken krijgen meest de kaart; 'k Ondervond het ook ten leste... Waartoe 't nader opgeklaard? [pagina 47] [p. 47] Hachlijk is de luim van 't lot: Hongrig naar een rijke pot, Schreeuwt er ginder een: Sans prendre! Maar hij kwelle en weer' zich vrij, 't Los geluk ontvlugt zijn zij: Hij betaalt het een en 't andre, Zelfs zijn Matadors er bij. Verder tiert een wilde gast, Die op spel noch regel past, Roept een maat op, los in 't vragen; Hij verspeelt zijn troef of twee, En versmijt zijn spel alreê, Maar zijn maat haalt al de slagen En hij maakt er vole meê! Grillig speelt de kans zijn rol, Blaast de doosjes leeg en vol En bedenkt de vreemdste parten; Menig zamelt in 't begin, Maar bezuurt zijn vroeg gewin; Menig vraagt en speelt in harten, Maar koopt niets dan schoppen in. [pagina 48] [p. 48] Menig, och! zijn spel niet wijs. Valt een valschen speler prijs: Vrienden, ja! daar zijn er velen! Menig boet hun list te droef; Menig eervergeten boef Weet met valsche kaart te spelen Of verzaakt gedurig troef. Hachlijk dan 't gedreigd gevaar! Zorglijk is de keus voorwaar, Onder 's levens speelgenooten! Arme, die u weert en kwelt En verliest geduld en geld; Die uw kaart niet houdt gesloten Of verkeerd de troeven telt! Wel hem, die niet vreest of waagt, Maar met oordeel past en vraagt En gelukkig in mag koopen; Die om lief noch leed verzaakt, Maar op kans en toeval waakt; En, moog alles tegenloopen, Toch zijn spel remise maakt. Vorige Volgende