Gezamenlijke dichtwerken. Deel 1-3

[p. 57]

Het geplukte bloempje.
Aan Lize.

Lieve bloem! waar is uw blos?

Welk een wreedaard reet u los

En versmeet u, na 't genieten? -
Ziet gij wel die kleur verschieten?

Och, wat vlugt de schoonheid snel!

Lieve Lize! ziet gij 't wel?

Arme bloem! waar bleef uw gloor?

Gistren nog verguldde Auroor

Zorglijk uw fluweelen blaadjes,
Thans verstrooit de storm uw zaadjes,

En verstuift uw dorren knop...

Lieve Lize! merk het op.

[p. 58]

 

Arme bloem, verbleekt van kleur!

 

Gistren trok uw balsemgeur

 

De oogen naar uw gouden verwen:

 

Thans vertreedt men u in 't sterven,

 

En geen Zefir stort een traan...

 

Lieve Lize! denk er aan.

 

 

 

Arme bloem, vertrapt in 't zand!

 

Och, een enkle wulpsche hand

 

Reet uw teedre kroon aan stukken:

 

Droeve vrucht van dartel plukken!

 

Bloempjes zijn zoo ras onttooid:

 

Lize! neen, vergeet het nooit.