| |
VI. Toenemende erkenning.
In plaas van kwaad, het die teenstand an die saak onberekenbaar veel goed gedaan. Daar was net teenstand genoeg om die krag en geesdrif van die voorstanders altoos an te wakker, en om die belangstelling van buitestanders gaande te hou. Was daar geen teenstand, dan was die saak vandag stellig nie so vêr as dit nou is nie.
Onder die teenstand is die beweging by die dag toegeneem in erkenning. Die orgaan van die beweging, die Patriot, is algemeen erkend deur die drukpers en amper alle koerante stuur ruilnommerss en self die regering stuur officiele mededelings. Die beweging vind voorstanders onder alle klasse van die samelewing; die invloed van die party word aldag 'n swaarder gewig in die skaal van maatskaplike en politieke belange.
Om meer tot bisonderhede te kom. Die twe hooforgane van die Hollanse pers in ons land is Zuid-
| |
| |
Afrika en Volksblad. Hoor wat hulle getuig. Die Zuid-Afrikaan van
| |
‘Die Afrikaanse taal.’
De Afrikaangche Taalbeweging, die een steeds wyderen omvang schynt te erlangen, geeft aanleiding tot vele en soms hefdige uitigen van gevoel en gevoelen. Aan den eenen kant wordt de strekking dier beweging veroordeeld als verderfelik, als de verstandsontwikkeling des volks in den weg staande en als onwetendheid en onkunde in de hand werkende. Aan den anderen kant weer wordt dezelve voorgestaan als een gezond nationaal gevoel aanwakkerende, als de verstandsontwikkeling des volks bevorderende, door duizenden te brengen in communicatie met de drukpers, die daaraan anders geheel vreemd zouden blyven, als alzoo de verspreiding van kennis in de hand werkende, en steeds meer en meer een krachtige hefboom ter opheffing des volks wordende. De meeningen der beide partyen loopen lynregt tegen malkander in. Wie heeft gelyk?
Ons dunkt dat de waarheid ongeveer halverwege tusschen beiden ligt; maar toch nader by de voorstanders dan by de verguizers der Afrikaansche taalbeweging.
Men beweert, dat de leiders der beweging ten doel hebben, zoowel het Hollandseh als het Engelsch voor de Afrikaansche taal op onze scholen, in ons Parlement en in al de officiële bezigheden des lands te doen wyken; dat onze Afrikaanders, wordt dat doel verwezenlykt, zullen worden afgesneden van alle Europesche denkbeelen en dat alle intellectuele en verstandelyke vooruitgang zal worden gestremd. Hieren zit ongetwyfelt wat waars. Indien men aan het Z.A. College, en aan het Stellenbossche Gymnasium, en op al onze scholen der Eerste Klasse enkel ‘die Afrikaanse taal’ ging onderwyzen, zoodat de gansche Engelsche en Hollandsche letterkunde voor onze jongelieden een gesloten schatkamer werd, en zy voor de ontwikkeling huns verstands en de verryking hunner kennis enkel van de weinige ‘Afrikaanse’ publicatiën afhankelyk zouden moeten zyn, zou Zuid-Afrika er in het intellectuele zeker niet by winnen. Maar is dat juist het doel? Stellen de mannan der Afrikaansche Vereeniging zich voor, het Hollandsch en het Engels van onze hoogere scholen te verbannen? Ons herinnerende, dat toen er sprake van was, een genootschap voor het Hollandsch op te rigten, juist de vurigste voorstanders der ‘Afrikaanse’ Taalbeweging onder de eersten waren om hunne medewerking aan te bieden, kunnen wy dat niet gelooven, al schynt ook een brief
| |
| |
van dezen en genen ‘Patriot’ van het tegendeel te getuigen. De houding der Vereeniging is, meenen wy deze: - ‘Engelsch is voor de massa onzer bevolking een vreemde taal; de Hollandsche spraakkunst is moeijelyk te leeren en wordt verwaarloosd; veroorloof aan onze kinderen - vooral aan die kinderen die geen jaren op school kunnen doorbrengen - om de hoogst gemakkelyke regels te leeren- waaraan zelfs de door u verachte taal van hulle dagelyksche convensatie onderworpen is; laat ons eenvormigheid van spellen en schryven bekomen; laat onze taal een burgerregt erlangen naast het Hollandsch en Engelsch; en veel kostbare tyd, die nu verloren gaat in het aanleeren van grammatikale regels, zou kunnen worden besteed aan de verkryging van geschiedkundige en wetenschappelyke kennis. Verder, laat onzen Afrikaanschsprekenden landgenooten, wanneer zy naar Parlement of Afdeelingsraad gezonden worden, de vernedering worden bespaard van te ondervinden, dat zy daar niets kunnen uitrigten, omdat de taal, die daar gesproken wordt, hun vreemd is.’
Dat is, dunkt ons, het doel dat zy voor oogen houden. Daartoe geven zy boeken en kranten uit. En tot nog toe kunnen wy niet inzien, dat beschaving en ontwikkeling daarby hebben geleden. Geen Stellenbossche gymnasiast heeft de studie van het Engelsch en het Hollandsch laten varen, omdat hy aan de ‘Geskiedenis van Josef’ of aan ‘die Geskiedenis van ons land in die taal van ons volk’ genoeg heeft. De bestellingen van Hollandsche en Engelsche boeken by de heeren Juta en Rose hebben er niet by geleden. Als courantiers hebben wy niet ondervonden, dat onze inteekeningslyst er door is benadeeld. Integendeel, wy hebben er veeleer by gewonnen. Wy bevinden, dat terwyl inteekenaren, die de Zuid Afrikaan voorheen lazen - misschien op één uitzondering - dezelve ook na die stichting van de Patriot bleven lezen, er anderen waren, die voorheen niets hoegenaamd lazen, maar voor de Patriot inteekenden, wier leeslust door dat blad werd aangewakkerd en nu zoowel Zuid-Afrikaan als Patriot lezen. Wy twyfelen er niet aan of het Volksblad heeft hetzelfde ondervonden. In één woord, de Patriot heeft velen doen lezen, die nooit te voren er aan dachten, voor een krant in te teekenen, en is gebleken niet een tegenwerker, maar een medewerker der Hollandsche bladen in Zuid-Afrika te zyn. En de Afrikaansche taalbeweging, hoewel niet berekend of bestemd om den weetlust te verzadigen onzer professoren, doet nog al wat voor minder ontwikkelden, voor wie voorheen volstrekt niets werd gedaan.
| |
| |
En hoe die Volksblad dank o'er die invloed van die party wat die Afrikaanse taal voorstaat, blyk uit syn leader wat ten doel het die stigting van 'n Vereniging ten gunste van Hollans en Afrikaans; in die nommer van Saterdag, 7 Juni, 1879.
Daar wy gelooven dat de ineensmelting van de Hollandsch-Afrikaansche en Engelsche bestanddeelen der Kaapsche bevolking het groote doel is dat de vrienden van Zuid Afrika voortdurend op het oog behooren te houden, zyn wy niet ten gunste van eene organisatie van partijen in het Kaapsche Parlement die gegrond is op een verschil van nationaliteit. Dit belet, evenwel, niet dat als het Hollandsch-Afrikaansche deel de bevolking byzondere belangen heeft te beschermen, het gereed moet zyn om zulks te doen. Eén dier belangen is dat der volkstaal. Wy kunnen het Engelschen ingezetenen aan de Kaap nauwelyks kwalyk nemen als zy wenschen dat de Hollandsche taal, binnen den kortst mogelyken tyd, eene zaak van het verleden zal. zyn. Hun wensch zal evenwel, naar alle waarschyn lykheid, niet worden vervuld. Op den tegenwoordigen tyd wordt het meer algemeen dan ooit erkend dat eene kennis van het Hollandsch hoogst wenschelyk is voor hen die vooruit willen komen aan de Kaap, en er doen zich onmiskenbare teekenen voor van eene herleving van het Hollandsch onder de oude Kolonisten. Daar in het Parlement, dat binnen veertien dagen byeen zal komen, het Afrikaansch element zeer sterk is vertegenwoordigd, is de tyd gekomen waarop de eischen der Hollandsche taal behooren te worden voorgestaan, in het Parlement, op eene zoowel stelselmatige als doeltreffende wyze. Wy zyn niet van gevoelen dat eenige zoodanige verdediging dier eischen dadelyk voldoende resultaten zal voortbrengen. Wanneer wy evenwel, bedenken hoe de pogingen van den heer Saul Solomon ten gunste van het Vrywillige stelsel, na eene worsteling van meer dan twintig jaren, ten slotte met succes werden bekroond, dan zien wy geene reden waarom de vrienden der Hollandsche taal niet eveneens een veldtocht zouden openen ten gunste van hunne beschouwingen, welke, als die behoorlyk wordt bestuurd, in den loop des tyds zal leiden tot eene volkomene zegepraal.
Wy geven toe dat het geen gemakkelyke zaak is om zulk een veldtocht te beginnen. De moeilykheden die eene poging daartoe in den weg staan, zyn van tweevoudigen aard. Aan den éénen kant is het Hollandsch van de Zuid Afrikaan en het Volksblad, welke taal allerwege in
| |
| |
de Kaapkolonie wordt gelezen, niet dat van de Patriot, en tusschen de voorstanders van het zoogenaamd ‘Hoog-Hollandsch’ en die van de ‘Afrikaanse taal’ wordt heel wat gekibbeld. Aan den anderen kant, is de kwestie der taal ten nauwste verbonden met die van het onderwys, en omtrent zaken van onderwys bestaan er verschillen van gevoelen van zelfs grooter belang dan die omtrent het nut, of anderzins van eene meerdere bevordering, in onze scholen, van de studie der oude taal des lands. Het blykt duidelyk dat de voorstanders der Hollandsche taal niets behooren aan te wenden dat kan strekken om hunne zaak in verband te brengen met hetzy die van de vrienden of de vyanden der ‘Afrikaanse taal,’ en dat zy nog meer zorg behooren te dragen om zich niet te vereenzelvigen met hetzy de voorstanders van Staatsonderwys of de ondersteuners van eene nauwe verbintenis tusschen Kerk en School. Zy behooren zich, vooreerst, te beperken tot het voorstaan van zekere bepaalde punten, waaromtrent, tusschen hen, geen verschil van gevoelen bestaat. Eén dezer punten is: dat eene kennis der Hollandsche taal eene voorwaarde moet worden gemaakt voor bevordering in den Civielen Dienst. Wy willen niet zeggen dat niemand in dien Dienst behoort te worden opgenomen die niet bekend is met de Hollandsche taal. Het tegenwoordige stelsel van het openstellen daarvan voor iedereen die er uitziet als een ‘gentleman’ en eene tamelyk goede hand kan schryven, is, over het geheel, te verkiezen boven dat van een streng examen in verschillende vakken, die in geen verband staan met de byzondere plichten van publieke ambtenaren. Maar zoodanige publieke ambtenaren als welke betrekkingen hebben te bekleeden die hen in voortdurend aanraking brengen met de bevolking in haar geheel, behooren tamelyk goed bekend te zyn met de beide Europeesche talen des lands, en er is niets onbillyks in, als het voor het jongere geslacht der
civiele ambtenaren, tot een vasten regel wordt gemaakt dat zy bewyzen moeten geven van het bezit dier kennis.
Een ander punt is van grooter belang. In onze openbare scholen moet Engelsch ‘de taal der school’ zyn. De eenige uitzondering op dien regel is, dat de scholen van de derde klasse ondersteuning kunnen verkrygen van de Regeering, al wordt het onderwys, voor eenigen tyd, in het Hollandsch gegeven. Nu behoort in die streken, waar het Hollandsch algemeen wordt gesproken, deze taal voorzeker tot die der lagere klasse te worden gemaakt, Het Engelsch behoort te worden aangeleerd door middel
| |
| |
van het Hollandsch, en zelfs in de hoogere klassen behoort er geene zulke harde en strenge bepaling te zyn als die wy in onze schoolreglementen vinden vastgesteld. Wy weten heel goed dat, wanneer eene verandering als de bedoelde wordt voorgesteld, zich terstond de vraag zal voordoen of het Hollandsch, dat wordt onderwezen aan de Kaap, de taal van Holland behoort te zyn die aan het Kaapsche publiek bekend is uit de Hollandsche vertaling des Bybels en uit vele andere boeken, of de Afrikaansche tongval. Daar deze laatste, evenwel, pas thans eene geschrevene taal begint te worden, gelooven wy nauwelyks dat zelfs de voorstanders daarvan niet tevreden zullen zyn met het verschaffen eener betere positie aan het Hollandsch van het oude moederland, in scholen der tweede en eerste klasse, mits hun de vryheid wordt geschonken om de ‘Afrikaanse taal’ te laten onderwyzen in die scholen der derde klasse, welke staan onder het toezicht van Schoolbesturen, die de denkbeelden van de Patriot zyn toegedaan. Zelfs op het laatste punt zullen zy, misschien, niet aandringen, als er wordt bevonden dat de zaak van het Hollandsch daaronder zou lyden; en ook is het niet waarschynlyk dat, nu de heer du Toit de nederlaag heeft geleden by de verkiezingen te Beaufort West, hunne aanspraken zullen worden ondersteund in het Parlement. Maar die aanspraken, zoo als ze zyn, behooren niet geheel en al over het hoofd te worden gezien, daar wy voor de bereiking van het doel dat wy op het oog hebben, geen goede resultaten verwachten van eenigen maatregel die in het Parlement wordt genomen, tenzy die maatregel wordt ondersteund door de bevolking in het algemeen. Het denkbeeld om eene Vereeniging tot stand te brengen tot bevordering van de studie der Hollandsche taal in Zuid Afrika, is dikwyls besproken maar nooit verwezenlykt. Zoodra eenige stappen in het Parlement zyn genomen ten behoeve der Hollandsche taal, zal de tyd zyn gekomen om, met eenig vooruitzicht
op succes de plannen tot de oprichting eener Vereeniging weder ter hand te nemen waaraan wy de publicatie van een Hollandsch tydschrift in Zuid Afrika te denken hebben, maar die, tot nog toe, geen ander resultaat hebben opgeleverd; en die Vereeniging behoort te worden opengesteld zoowel voor de aanvoerders der ‘Afrikaanse’ beweging als voor hen die meer op hebben met de taal van Holland.
Had imand dit by die begin geseg, dat binnen 2 of 3 jaar die Afrikaanse Taalbeweging so algemeen sou erkend wees, en so'n uitbreiding en invloed sou hê, dan was daar stellig gen 10 persone in ons hele land
| |
| |
wat met hom sou samestem nie. Mar so gaat dit, as die Here werk, wie sal dan keer?
|
|