Afrikaans, ons volkstaal. 71 theses, of stellinge, neergeleg en verklaar
(1891)–S.J. du Toit– Auteursrecht onbekend
[pagina 70]
| |
Afrikaans onse Volkstaal.Wij hebben eene heerlijke taal onder de talen der menschenkinderen. Eene taal van eene groote natuurlijkheid, en in het oog vallende juistheid; eene zeer schilderende, de ziel wèl afspiegelende taal.’ - Beets, Sparsa, bl. 33. | |
Neen-en-twintigste en sewen-en-veertigste stelling.Di Taal is di Volk en di Volk is di taal. Waar 'n volk 'n nasionaliteit is, daar sal 'n taal wees. Taal en letterkunde hang onverbrekelik same met nasionaliteit. Albei groei same op. Ons neem di eerste en di laaste stelling van di Afdeling same, om daarmé 'n o'ersig te neem o'er di hele onderwerp, begin en end. En hiir kan ons ni beter doen ni as an Dr. Brill di woord te gé, deur di toepassing te gé van syn pragtige Voorlesing wat hy (let daar op!) reeds in 1875 gegé het: -
‘Er bestaat eene Nederlandsche spreuk, die zegt ‘de taal is gansch het volk.’ Die spreuk blijft waar, wanneer men haar | |
[pagina 71]
| |
omkeert en zegt: ‘het volk is gansch de taal’ d.w.z. waar een volk, eene nationaliteit is, daar zal eene taal zijn. De begrippen taal- en letterkunde aan de ééne, het begrip nationaliteit aan de andere zijde hangen ten nauwste, ik zou zeggen, onverbreekbaar samen. Zoolang de nationaliteiten nog niet uiteenloopen, niet ieder haren eigen ontwikkelingsgang volgen, zoolang kan er van eene afzonderlijke taal zelfs geen sprake zijn; eerst dan verdient eene taal als zoodanig aangemerkt te worden, wanneer zij op eene eigene letterkunde kan wijzen, waarin zich een nationaal bewustzijn, afspiegelt, verschillend van die nationaliteit, waaraan zij haren oorsprong te danken heeft. Zoolang zich nog niet zulk eene eigene letterkunde gevormd heeft, zoolang de wordende natie nog voor het uitspreken van haar bewustzijn bij het moedervolk moet te markt gaan en daarvan alles ontleenen, is dit een bewijs, dat het nationaal bewustzijn nog niet krachtig genoeg ontwikkeld is om het aanzijn te geven aan eene nieuwe beschaving en eene nieuwe taal. Is daarentegen die voorwaarde van een krachtig eigen leven vervuld, dan zien wij als van zelve mannen optreden, die den moed hebben van dat nieuwe leven getuigenis te geven in een nieuwen vorm en eene nieuwe taal wordt geboren. Dit is de gang van zaken, dien wij bij 't ontstaan der Engelsche taal en letterkunde waarnemen. De Normandische overwinnaars zagen op 't ruwe Saksisch neder met al den trots van hoogere verfijning en de laatdunkendheid van den veroveraar. Desniettemin school er in dat verachte Saksisch een levenskracht, die bestemd was weldra den veroveraar op zijne beurt te veroveren en toen, als het ware in het duister, de nieuwe beschaving en de nieuwe taal zich hadden gevormd, toen trad Chaucer op en met hem vangt eene litteratuur aan, die, niet langer weerhouden door minachting of spot, weldra de bewondering van alle toekomstige eeuwen zou zijn. Dit is ook de gang door het Nederlandsch in zijnen oorsprong en eerste ontwikkeling gevolgd. Omstreeks het midden der twaalfde eeuw waren de Nederlanders in zeden en gewoonten, in beschaving en taal nog Duitschers. Toen de Vlaamsche steden plotseling door handel en nijverheid eene ongekende vlucht namen, toen eerst begon zich een van het Duitsche niet langer afhankelijk eigenaardig nationaal leven te ontwikkelen en als voertuig van dat leven een eigene taal en letterkunde. Met de nationaliteit, gij ziet het, ontstond in beide gevallen de taal en letterkunde. Daarom zeg ik ook ten opzichte van de Landstaal: Eerst dan, wanneer er eene krachtige, zich zelf bewuste Afrikaansche nationaliteit zal zijn, met eene eigenaardig nationale ontwikkeling en beschaving, dan | |
[pagina 72]
| |
eerst ontstaat de mogelijkheid eener eigene Afrikaansche taal en letterkunde. Op het oogenblik zijn wij daarvan, voor zoover ik zien kan, nog ver af. Wel hebben zich in den laatsten tijd teekenen voorgedaan, die op 't ontstaan in Zuid Afrika van een nationaal bewustzijn wijzen; de Afrikaan, onverschillig of hij tot de Kolonie, tot Natal, tot den Vrijstaat of tot de Transvaal behoort, gevoelt zich Afrikaan, gevoelt dat Zuid Afrika zijn vaderland is, evenals in de eerste helft dezer eeuw, de Pruis, Sakser, de Hes, de Thuringer en de Zwaab gevoelde, dat zijn vaderland grooter zijn moest en dat Duitschland één behoorde te worden. Maar dat streven, die beweging is nog slechts in het begin; het is nog niet genoegzaam gebleken, of het werkelijk uit den boezem der bevolking haren oorsprong neemt en in het hart van het volk leeft, niet slechts in het hoofd van staatslieden en dagbladschrijvers. En toch, krachtig en onuitroeibaar moet het in het hart van het volk leven, wil het met eenige kans op eindelijke overwinning de worsteling aanvaarden voor het bestaan, die de wet des levens is. De vijand is nooit ver. Al dadelijk moet het den strijd opnemen tegen de beide sinds lang gevestigde machten, die het hunne taal en hunne letterkunde zoeken op te leggen: het Hollandsch en het Engelsch; het Hollandsch, machtig door dat het de taal is der gevestigde Kerk, door dat de Bijbel in die taal wordt gelezen, en het Evangelie daarin verkondigd wordt; het Engelsch, machtig door dat het den Afrikaan overal in het leven ontmoet, hem van alle kanten omgeeft, zoodra hij zijne eenzame plaats verlaat en hem letterlijk dwingt het te gaan beoefenen, het te verstaan en te spreken. Twee zoo machtige invloeden, waarin ieder een eigene, hooge beschaving vertegenwoordigt, te bestrijden en te overwinnen, zal zeker geen geringe taak blijken voor het jeugdige Afrikaansche element, aan welks beschaving nog slechts de eerste hand wordt gelegd en welks levenskracht nog niet op de proef gesteld is. En toch zal aan die voorwaarde voldaan moeten worden, zal de voorspelling vervuld worden, die ik onlangsGa naar voetnoot* door President Burgers hoorde doen en hier eenmaal eene taal worden gesproken, die noch Hollandsch is, noch Engelsch, maar Afrikaansch! Zouden wij het dan voor onmogelijk verklaren? Dat zij verre. Zoo dikwijls zien wij in het leven en in de geschiedenis werkelijkheid worden, wat ons onwaarschijnlijkst dacht. Misschien is voor Zuid-Afrika eene groote toekomst weggelegd. Is het dan onmogelijk te noemen dat nog eenmaal, na verloop van eeuwen misschien, eene eigen beschaving verrijze, die op taal en letterkundig gebied de schoonste vruchten voortbrengen zal? | |
[pagina 73]
| |
Van eene zaak mogen wij ons echter overtuigd houden. Alles zal afhangen van de levenskracht der nationale beweging, die zich begint te openbaren. Willen wij dus een eigen onafhankelijk volksbestaan, eene eigene taal, eenmaal misschien eene eigene letterkunde van Zuid-Afrika, dan rust op ons de dure verplichting, om, tegenover machtigen vreemden invloed, die nationale beweging te steunen en te beschermen, dat nationaal bewustzijn te koesteren en aan te kweeken, het nationale leven met alle ons ten dienste staande middelen te bevorderen en te handhaven.
So het Dr. Brill gepraat an Bloemfontein in Mei 1875. Nog voor di oprigting van di Genootskap van Regte Afrikaners. Nog voor di Patriot uitgekom het in di landstaal. Lank voor n Spraakkuns en Geskidenis in Afrikaans uitgekom is. Lank voor di Afrikaner Bond opgerig of di landstaal in di Kaapkoloni erken is naas Engels (hoewel in naam Hollans). Lank voor di nasionale beweging sig so lewenskragtig in ider opsig betoon het. Dit lyk tog amper of di geleerde Dokter so iits van 'n profeet is. Ons sou graag wil weet wat hy nou o'er di Volkstaal denk. Sou hy ons ni di genoege wil doen om nou weer 'n Voorlesing o'er di onderwerp te hou ni?... Mar ons het nog vereers heel wat as nasi an di les wat hy ons 16 jare gelede gegé het. Wil jy 'n sterker beroep op onse nationaliteitsgevoel hê as hy hiir geef? ‘Wil julle altyd by Holland as moederland te mark gaan en daarvan alles ontleen, goed en wel, mar dan is julle as nasi oek nog mar nes 'n kindji wat nog ni gespeen is en dus nog ni van di moeder afgeskeie kan worde ni! Né, wil julle praat van tot mondige jare gekom te wees, moet dan ni langer an di leiband van Holland loop ni! Denk dan ver julle self, praat ver julle self, skryf ver julle self! Met julle nasionaliteit moet julle taal en letterkunde ontstaan. In elk geval dis gen onbereikbare droombeeld ni. Molik is ver Suid Afrika 'n grootse toekoms weggeleg! Molik sal hiir nog 'n eie beskawing verrys, wat di heerlikste vrugte van taal en letterkunde sal dra!’ Ere di man, wat al di tyd sulke taal gepraat het! 'n Taal wat ons hom amper beny. Ja, hy het ni te vergeefs gepraat ni. As ooit di beeld verwerkelik worde, dan het syn voorlesing daartoe bygedra om onse weinige en swakke voorstanders van onze Volkstaal di hande te sterk. | |
[pagina 74]
| |
En tog was hy ni di enigste, selfs ni di eerste man van betekenis wat so'n verwagting gekoester het ni. Self erken hy dat o'erlede President Burgers (ons skryf di naam met 'n sug!), dit as 'n voorspelling uitgespreek het, dat ons eenmaal hiir ons eie Volkstaal en letterkunde sal hê. Nou di arme man het seker di ongeluk gehad dat hy sig te vêr deur syn verwagtings laat vervoer het, en dus dikwils van di dak af begin te bou het. Syn verwagtings was wat vroegtydig (hij was syn volk in vele opsigte te vêr vooruit, en dus onpraktiis), mar was dit wel so ydel en ongegrond?... Hy kon di Delogoa spoorweg ni klaar kry ni - syn materiaal het lank lê te verrot - mar nou word dit gebou! - Hy het Transvaalse goud na Holland geneem en 'n duisend Transvaalse ponde daarvan laat slaan - di is al amper verslyt - mar nou kom daar 'n Transvaalse munt! - Is dit onmolik dat syn droombeeld van 'n eie taal en letterkunde oek nou begin werkelikheid te worde?... Beter wat te hoge ideale, as 'n man sonder enige ideale!
Mar nog voor Ex-President Burgers is di verwagting al uitgespreek, en wel deur een van di geleerdste manne wat Afrika ooit gesiin het, o'erlede Ds. Van der Lingen. Skrywer hiervan kan sig nog goed herinner, hoe di enige Predikant van di Paarl ver hom op Admissi Examen 'n Griekse Herderssang van Theokritus in Afrikaans laat vertaal het, om ons te toon hoeveul beter dit sig in Afrikaans as in Hollans laat vertaal.
En hiir kan ons ni nalaat 'n man te noem, wat werkelik di eerste met erns di gedagte uitgespreek het en ons o'ertuig het, dat ons 'n eie taal het, en wel 'n voortreflike taal, wat ons moet erken en beoefen. Di man is o'erlede Meneer Pannevis, molik di grootste taalgeleerde wat ons ooit in ons land had: 'n man wat in di oue tale (Grieks en Latyn) sowel as in di nuwe volkome tuis was; in di Romaanse tale sowel as in di Germaanse, tot Deens en Sweeds in kluis; 'n man wat ver syn pelsier in di aand op syn bed 'n treurspel van Eschulus of 'n blyspel van Aristophanes uitlees. En di man het di Afrikaanse taal ni alleen erken ni; hy het dit bewonder. Same het ons di Afrikaanse Volksliid gemaak: ‘'n Ider Nasi het syn Land,’ ens. Same het ons di ‘Eerste Beginsels van di Afrikaanse Taal’ nagespoor en begin op te teken. Same het ons begin di weg te berei ver 'n Afrikaanse Bybelvertaling. Mar di dood | |
[pagina 75]
| |
het hom weggeneem. Syn werke leef egter nog; leef in onse lewenskragtige taal. 'n Ds. Van der Lingen, 'n President Burgers, 'n President Reitz, 'n Dr. Pannevis, 'n Dr. Brill - waarlik ons is ni in slegte geselskap ni! Het ons dan te veul geseg in Stelling 47?... Mar tereg verwag 'n Dr. Brill 'n eie letterkunde, waarin 'n zelfstandige nasionale bewussyn sig afspigel. Hiir is dus werk, hiir 'n heerlike ideaal ver Jong Suid Afrika! Ons het 'n begin gemaak, di fondament geleg. Ons het 'n eie koerant, wat in ons eie taal al weke tot duisende deur di hele land spreek; wat ons volk erken het as hulle tolk; wat skryflus same met leeslus opgewek het. In een woord, di Patriot het by ons volk di grote waarheid ingedruk: ‘Julle het 'n eie taal, 'n goeje taal; gebruik dit mar.’ Dis gen kleine werk ni. En met di ontwaking ver di taal is same gegaan di ontwaking van onse nasionaliteit. Ons het uitgegé ‘Di Geskidenis van ons Land in di Taal van ons Volk’, 'n groot 8vo. boek van 235 bladsye, wat gou uitverkog was, en waarvan 'n nuwe bygewerkte uitgaaf nou onder bewerking is. Ons het uitgegé ‘Di eerste Beginsels van di Afrikaanse Taal.’ Di eerste druk van 1,000 was gou uitverkoop en 'n twede druk van 6,000 is oek al grootendeels geplaas. Ver Engelse vernamelik wat ons taal wil anleer het ons uitgegé Samesprake in Afrikaans en Engels; daarvan is 2 reekse uitgegé, van elkeen eers 1,000, en toen 'n twede druk van nog 1,000 elk. 'n Derde reeks is oek klaar. Ver kinders het ons uitgegé: Di eerste Afrikaanse Spel- en Leesboeki; Afrikaanse Prenteboeki ver Soet Kinders; Di Geskidenis van Josef, ens., wal almal amper uitverkoop is. Van Afrikaanse Gedigte is al ses Versamelings verskyn. Hoofregter Reitz het 'n Bloemlesing oek bewerk. Ver vrind en vyand het ons beskrywe en uitgegé Di Geskidenis van di Afrikaanse Taalbeweging, van 1875-1880, in groot 8vo., sowat 150 bladsye. Verder het ons verskeie werke en werkiis in Afrikaans uitgegé, soos Alweer op Reis, di Slag as Lid van di Transvaalse Deputasi; Di Geskidenis van di Hugenote; Di Liegduiwel, Di | |
[pagina 76]
| |
Praatduiwel, Di Drankduiwel, ens.; Di Bechuanaland Kwessi. en andere werke, mees verhale, wat almal goed aftrek had. Mar hoofsaak is di Bybel in Afrikaans, waarvan ons Dri Proewe uitgegé het, en met di grote werk word goeje vortgang gemaak. Dis mar min. Mar dis tog iits. Na onse kragte en middele het ons 'n begin gemaak. En ons volk het daar amen op geseg. 'n Groot deel van ons volk het ons leer lees en leer skrywe, wat vroeger dit heel weinig gedaan het, di laaste so te sê gaar ni. En uit di Taalbeweging is 'n nasionale beweging gebore, met Afrikaner Bond inkluis, wat sig nou al goed laat voel deur heel Suid Afrika. Di Afrikaner is tot erkentenis gekom, dat ons 'n eie nasi is, met 'n eie taal. Wat ons gedaan het deel ons ni mé om te roem ni. Né, ons erken onse tekortkoms in di grote werk. Mar ons maak daarvan melding om te laat siin dat dit ni an di volk makeer, dat ons nog ni verder is ni, mar an di leidsmanne, ons inkluis. Ons deel dit mé om verdere samewerking uit te lok. Wi wil ons help? |
|