Afrikaans, ons volkstaal. 71 theses, of stellinge, neergeleg en verklaar
(1891)–S.J. du Toit– Auteursrecht onbekendWat andere seg:Vereers neem ons weer o'er di treffende en (meesal) juiste opmerkings van Dr. Brill in meergenoemde Voorlesing (Afrikaanse Taalbeweging, bl. 32-34): -
‘Maar het is niet voldoende dit te beweren, het moet ook bewezen worden; en het kan dit gemakkelijk door eene vergelijking der beide talen. Staat mij daarom toe een paar grepen te doen. 't Hollandsch zooals het hier gesproken wordt met het in Holland gesprokene te vergelijken, dan zal het duidelijk worden, hoe 't eerste een zeer vereenvoudigde vorm van 't laatste is. Nemen wij dan vooreerst het Grammatisch geslacht der woorden: In 't Hollandsch bestaat nog de onderscheiding van geslacht ook bij levenlooze voorwerpen, uitgedrukt door 't gebruik van een verschillend lidwoord en een verschillenden verbuigingsvorm. De opvatting, die tot dat verschil van geslacht geleid heeft, is lang uit het bewustzijn verdwenen; toch houdt het Hollandsch, evenals het Duitsch, nog daaraan vast en spreekt b.v. van: den tuin, maar van het huis, terwijl de kamer vrouwelijk is; zoo ook de stad, maar het dorp. Dat fijne verschil werd den van de schooltucht in 't moederland ontslagen Kaapschen kolonist weldra lastig en hij zeide: die huis, even goed als: die tuin, die kamer, die dorp, zoowel als die stad, ziedaar reeds dadelijk een groote vereenvoudiging, die dan ook zóó voor de hand ligt, dat het Engelsch die met het Afrikaansch gemeen heeft; alle woorden één geslacht en één | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lidwoord; geene onderscheidingen meer, die toch onbegrepen blijven. Natuurlijk is daardoor de plasticiteit, en rijkdom verminderd; daarentegen is de gemakkelijkheid, de eenvoud, derhalve de bruikbaarheid der taal voor den gemeenen man toegenomen, en dat was immers het doel, dat onbewust werd nagestreefd? Ik behoef nauwelijks te zeggen, dat de weinige overblijfselen van buiging der naamwoorden, die in 't Hollandsch nog bestonden, geheel verdwijnen, gelijk zij ook in 't Engelsch verdwenen zijn; dat dus vormen als: des mans, den manne, der vrouw, enz. geregeld vervangen worden door: van die man, an die man of liever nog voor die man, (welk voor menigmaal ook daar gebruikt wordt, waar het volstrekt niet te pas komt.) De verdwijning der verbuiging is dus de tweede vereenvoudiging. Zelfde gevolg: De taal wordt gemakkelijker in 't gemeene gebruik; minder schoon voor den dichter of den redenaar. Hetzelfde stelsel, dat wij bij de behandeling van het naamwoord opmerkten, vinden wij ook op het werkwoord toegepast. Dáár vooral is in 't Hollandsch nog een lastige rijkdom en verscheidenheid van vormen; 't Afrikaansch kan zich daarmede niet langer ophouden en zal eens toonen, hoe goed men daarbuiten kan. Hoe lastig, onregelmatig is b.v. 't Hollandsche: ik ben, hij is, wij zijn, gij zijt, zij zijn; hoe eenvoudig en regelmatig daarentegen datzelfde werkwoord in Afrikaansch waar het aldus luidt: ek is, jy is, hy is, ons is, juile is, hulle is. Maar bij die hervorming blijft het niet. Eén tijd van 't Hollandsche werkwoord (de onvolm. verl. tijd) verdwijnt geheel en daarmede is verbazend veel gewonnen: want juist in de vorming van dien tijd lag één der grootste moeielijkheden van 't moeielijke Hollandsch. Nu heeft men gelukkig niets meer te maken met vreemde vormen als: ik bracht van breng, ik zag van zie, ik zocht van zoek, ik deed van doe, ik sloeg van sla; men zegt eenvoudig: ik het gebreng, ik het gesoek, ik het gedoen, ik het gesien, ik het geslaan, enz. Volkomen consequent, bemoeit het Afrikaansch zich ook niet met een derde moeilijkheid in 't Hollandsch, de verschillende uitgangen der Deelwoorden op d of t en op, en naar mate 't werkwoord zwak of sterk verbogen wordt; het laat zich met zwakke of sterke verbuiging hoegenaamd niet in en heeft dus óok met die d of en niets te maken; het laat beide eenvoudig weg en zegt: ik het geleer voor: geleerd; hij het gekrij: voor gekregen Verwonderlijke vereenvoudiging! Een vorm en wel de eenvoudigste van 't geheele werkwoord, is voldoende voor alle wijzen, tijden, getallen en personen, b.v. tegenw. tijd, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
enkelv., ik denk, meerv. ons denk, verl. tijd: ik het gedenk toek. t. ik zal denk, enz. 't Behaalde voordeel springt alweer in 't oog, zonder dat ik er nader op behoef te wijzen. Zoo 't ons Hollanders al eenigszins barbaarsch klinkt, wat doet het er toe en welk recht hebben wij eigenlijk om aan de Afrikaansche taal onzen maatstaf aan te leggen en onze wetten voor te schrijven? Zoolang zij voor Hollandsch wil doorgaan, dan voorzeker hebben wij dat recht; maar wanneer zij nu eens geen Hollandsch wil zijn, maar Afrikaansch? Dan zal ons niet anders overblijven, dan ons, zoo noodig onder protest, terug te trekken, met de verklaring, dat wij onze taal schooner vinden, iets wat de Afrikaander ons wel zal willen toegeven, zich troostende met de gedachte, dat alle dingen twee zijden hebben en dat de zijne wel zoo gemakkelijk is.’
Voortreffelik. Tog het ons 3 anmerkings hierop: - 1. Dat Afrikaans, deur dit eenvoudiger en reelmatiger in syn spraakkuns is, an ‘rijkdom’ en ‘schoonheid’ sou verlies hê, kan ons ni insien ni. 2. Di onvolmaak verlede tyd het di Afrikaner net behou by di hulpwerkwoorde; so seg ons: ek was, ek had, ek sou, ek mog, ek kon. Dit toon alweer di bisonder praktise anleg van di Afrikaner; want deur di tyd in di hulpwerkwoorde te behou, het hy dit ver alle praktise doeleindes in syn hele vervoeging; en hoe maklik nou om dit te leer! 3. Di voorsetsel voor, eientlik ver, het di geleerde Dokter blijkbaar ni reg verstaan ni. Dit dui ni di derde naamval an ni, mar wel di voorwerp waarop di werking van o'ergaande werkwoorde o'ergaat, veral waar werkwoorde 'n dubbele voorwerp het. Byv. ‘Piet slaat ver Jan;’ ‘leer ver hom syn les,’ ens. In di sin staat dit gelyk met di Hebreeuwse voorsetsel eth, wat in Hollans en Engels ni te vertaal is ni, mar in Afrikaans wel, byv. Gen. 4; 1: -
Di voorsetsel ver is dus ni o'crbodig ni, mar soos ons nou by vertaling van di Bybel in Afrikaans opmerk, doet dit soms veul tot verduideliking. Sover Dr. Brill. Wat hiirin nog meer ver Afrikaans bo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hollans pleit is, dat di nodelose en verswarende vorme, wat Afrikaner weggegoi het, oek in Holland in di spreektaal eientlik ni bestaan ni, mar in di Taalkunde van di skryftaal opgeneem is en vandaar uit an di spreektaal opgedring word. (Ons verwys hiir terug na wat ons onder di Vyfde Stelling geseg het). Dit het Roorda, duidelik bewys in syn werk ‘Spreektaal en Schrijftaal,’ waarin hy o.a. antoon met veel geleerdheid en ontelbare voorbeelde, dat byv. di nuttelose onderskeiding van geslagte, waar dit ni werkelik bestaat ni; so oek di meeste verbuigings van di naamwoorden; en di aanvoegende wys by di werkwoorde, ens. wel in di Hollanse skryftaal, mar ni in di spreektaal bestaan ni. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat ons tot anvulling hiirbij voeg:Ni alleen het di Afrikaner di vervoeging van di werkwoorde eenvoudiger gemaak ni, veral deur di onreelmatige werkwoorde reelmatig, en di ongelykvloeiende gelykvloeiend te maak; mar by di selfstandige naamwoorde het hy diselfde gedaan. Hy het alles reelmatig en eenvoudig gemaak. Byv.: Waar di vorming van di meervoud van selfstandige naamwoorde in Hollans onregelmatig is, het di Afrikaner dit almal regelmatig gemaak. a) deur di enkelvoud te herstel tot syn regte vorm waar dit in Hollans afgeslyt was, byv.:
b) deur di meervoud in oereenstemming te bring met di enkelvoud, waar dit in Hollans afgewyk was, byv.:
Mar terwyl Afrikaans an di een kant onbruikbare vorme weggegoi het, het dit in di ander kant weer gewin. In bruikbare vorme is Afrikaans op enkele punte rijker as Hollans. Byv. di persoonlike voornaamwoord (same met di | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werkwoord) is ver di twede persoon enkelvoud en meervoud net eenders in Hollans, en we1 in eerste en viirde naamval: net gij u; mar in Afrikaans is enkelvoud eerste, naamval jy en vierde jou, en meervoud julle; so oek met di besittelike voornaamwoord twede persoon, in Hollans net uwe, in Afrikaans: dis jou boek, dis julle boek. Pas dit byv. toe op Luk. 22:31, 32: -
Nog net een opmerking. Ons het herhaaldelik di Hollanse geslagsonderskeiding onredelik genoem. Dit is dit oek. Ons weet wel dat Bilderdijk (in syn Verhandeling o'er di Geslagte en in syn Geslagslys) en andere perbeer het om enige rede te gé van di onderskeidings. Mar om nou ni eens daarop te wys, dat diselfde woorde wat in een taal mannelik is in di ander vrouwelik gebruik word, blijk di onredelikheid uit di woorde self, veral waar woorde wat diselfde denkbeeld uitdruk in verskillende geslagte gebruik word. Byv. weg is mannelik, straat is vrouwelik, en pad is onsydig; mar dis tog een denkbeeld. Verder raad is mannelik, vergadering vrouwelik, en comité onzijdig; weer omtrent diselfde denkbeeld. Nou mag daar ver di Hollander syn begrip hier enige rede vóór wees, mar ver onse Afrikaanse gesond verstand is en blyf dit onredelik. En waarom dan onse kosbare hersens met sulke bog te belas? |
|