Afrikaans, ons volkstaal. 71 theses, of stellinge, neergeleg en verklaar
(1891)–S.J. du Toit– Auteursrecht onbekendWat andere seg:‘Men ziet het, grammatisch verval is de wet, welke de ontwikkeling der taal beheerscht, waaraan alle talen onderworpen zijn. En 't Zuid Afrikaansch Hollandsch heeft niet anders gedaan dan die wet volgen en is, daar niet, zooals in het moederland, allerlei invloeden van gezag, geene letterkunde, geen schrijftaal, geen schoolmeesters, geen overwegingen van schoonheid of fatsoen tegenhielden, maar alleen gemak en bruikbaarheid in aanmerking werden genomen, met oneindig grootere | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||
snelheid de helling afgeloopen en met de grootste stoutmoedigheid verminkt, besnoeid en voor 't dagelijksch gebruik pasklaar gemaakt. Al wat de vrije beweging hinderde, al wat den volslagen ongeleerde te geleerd voorkwam, waarvan het doel of het nut niet langer begrépen werd, werd verwijderd, verwaarloosd, verworpen, niet met bewustheid, maar langzamerhand, als van zelve, onbewust. Evenals de Afrikaansche boer, met den ouden Diogenes wedijverend, in zijn huiselijk leven scheen te willen toonen, met hoe weinig een mensch toe kan, zoo deed hij het ook in zijne taal, ten minste in zijne grammatica en zóó werd het Zuid-Afrikaansch de taal, welke het op dit oogenblik is.’ - Dr. Brill, in di Geskidenis van di Afrikaanse Taalbeweging, bl. 31. ‘Ik zal uwe lezers in het algemeen en den heer Wirgman in 't bijzonder niet gaan vervelen met verdere aanhalingen, en wil dan enkel vragen, of Spalding en andere schrijvers over dat onderwerp ons niet leeren dat de overgang van 't Angelsaksisch tot het Engelsch hoofdzakelijk teweeggebracht is door wat genoemd wordt achteruitgang in den klank en herschepping in den tongval, en dat de reden, waarom de taal van Tennyson in iederen zin des woords een minder barbaarsche en een betere geworden is dan die van Chauser en de oudere schrijvers van de 11de en 12de eeuw, deze is, dat zij zoowel rijker aan woorden als minder geketend aan en belemmerd door grammaticale vormen is? Lezen wij van deze autoriteiten niet verder, dat die veranderingen trapsgewijze zijn teweeggebragt, niet door den invloed van individuen, maar door den natuurlijken wasdom en de ontwikkeling, gelijken tred houdende met den wasdom en ontwikkeling, der natie? Wel, ditzelfde verval in den klank en deze herschepping in dialekt, datzelfde annexeren van vreemde woorden, datzelfde ontwringen aan de boeien der grammatikale vormen, deze zelfde natuurlijke groei en ontwikkeling heeft de taal van Holland doen verkeeren in de taal van Zuid-Afrika.’ - Hoofregter Reitz, in di Geskidenis van di Afrik. Taalbeweging, Bijlage, bl. 6.
Di wat daar lus in het kan 'n mooie verhandeling kry om an te toon hoe di taalgeleerdes, wat an di vorme wat hulle een keer het vashou, di ontwikkeling van di skryftaal na di spreektaal teenhou, so dat di twe eers al verder van makaar af gaat (want di spraakmakende bevolking steur hulle an di verstyfde taalgeleerde ni); tot dat op laas di skryftaal 'n lyk, 'n doje taal word; en hoe di skryftaal alleen in lewende betrekking kan bly deur sig gedurig te hervorm uit di spreektaal, - di | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||
kan dit kry in Whitney, Language and Languages, bl. 149-151; of hy kan mar lees Roorda, Spreektaal en Schrijftaal. De Geyter, in di meer angehaalde Voorrede van syn Reinaart - De Vos, bl. LVII, seg: ‘Het lot onzer taal in den gang der eeuwen was afslijten en verdoffen.’ Daarom geef hy in 'n lysi enige woorde in Goties, Oudduits, Diits (Middel), en Nuwnederlands, wat ons hier verwerk in
Hoor nou nog net wat Professor Mansvelt hiervan seg in di Z.A. Tijdschrift, Augustus 1880, bl. 396 en 897: -
‘In onze eeuw van haast en voortgejaagdheid, die ons nauwelijks tijd laat om te leven, waarin overal en op elk gebied alleen het wachtwoord klinkt: “Spoed u; maak haast!” die treurige leuze, welke reeds op bijna alles wat ons omringt haar stempel heeft gedrukt en zich in eenvormigheid openbaart; in eene eeuw als de onze, moet het ieder ernstig opmerker treffen, - en voor hen die weten, in welk nauw verband de geest des tijds, de geest des volks tot deszelfs taal staat, is dit zelfs natuurlijk - het moet ieder aandachtig beschouwer treffen, hoe die geest van haast en van daaruit voortvloeiende eenvormigheid zich ook in onze hedendaagache talen afspiegelt. Immers is dat wegwerpen van al die buigingsvormen, van al die vormveranderingen, van dat gelijkvloeiend worden der werkwoorden, hetwelk we in alle moderne talen min of meer waarnemen, niets anders dan diezelfde zucht tot vereenvoudiging, tot eenvormigheid, die zich in onze nieuwere gebouwen met hunne gladde, gelijke gevels openbaart. Welnu, diezelfde geest van haast, die stoomkrachtvaart openbaart zich ook in de taal. Evenals de moderne stoomgeest meer en meer het aangezicht onzer aarde effent, gelijk maakt, door niet alleen hoogten te slechten en dalen te vullen, maar ook door bijna alle onderscheid in klederdracht, zeden en gewoonten der verschillende natiën weg te nemen, zoo verdwijnen ook voor dienzelfden geest van gelijkmaking alle hoogten en laagten, alle | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||
oneffenheden, alle ongelijke vormen in de taal, die hoe langer hoe meer van alle buigingsvormen wordt ontdaan en steeds gelijker, gladder en naakter wordt. Doch, geldt al het voorgaande voor de zoo even genoemde talen, hoe veel meer is het dan niet waar van de taal, wier bespreking wij heden bijzonder op 't oog hebben - het Afrikaansch! Zoo ééne, dan verdient deze taal wel het kind onzer eeuw genoemd te worden; want, waar andere moderne talen slechts in meerdere of mindere mate de zoo even genoemde kenteekenen vertoonen, vinden wij in het Afrikaansch al die beginselen tot de uiterste consequentie doorgevoerd. Zoo één, dan vertoont dit kind der latere tijden in zijn “plain face,” dat gelaat zonder uitdrukking, het evenbeeld zijner ouderen.’ | |||||||||||||||||||||||||
Wat ons tot opmerking hier by voeg.Eers wanner ons di eienaardighede van di Afrikaanse taal, onder stelling 10 tot 16, behandel sal dit nader blyk op watter praktise, gesonde manier onse volkstaal di wet van vereenvoudiging gevolg het. Molik was dit mar goed, dat onse taal ni te gou in 'n keurslyf van knellende taalreels vas gedruk is ni. Dis ver di gesonde ontwikkeling van 'n kind nadelig as hy te jonk na di skool gestuur word! Ons taal het sig ontwikkel soos 'n kind wat speul in onse gesonde lug en ruime velde! |
|