28Kunt U me nog een stuk voor hen mee geven?’ Dood was niet gierig: ‘Ja hoor, neem
29maar een stuk.’ Anansi nam zo'n groot stuk dij dat het bijna niet in zijn rugzak paste.
30Maar dat hinderde niet. Hij duwde en propte totdat het erin zat.
31Toen ging hij fluitend en zingend op weg naar huis. Thuisgekomen riep hij: ‘Ma
32Akuba, ik ben thuis. God had medelijden met mij en wees me een plaats waar ik
33voedsel kan vinden.’ Ma Akuba was nieuwsgierig en vroeg: ‘Waar is dat dan?’
34Anansi antwoordde: ‘Midden in het bos. Ik hoef geen werk meer te zoeken want daar
35is altijd voedsel.’ Ma Akuba waarschuwde Anansi geen rare streken uit te halen, maar
36Anansi wuifde haar bezwaren weg met de woorden: ‘Maak je geen zorgen over mij.’
37Op een ochtend stond Anansi op, maar hij wilde Ma Akuba niet vertellen waar hij
38naar toe ging. Hij nam een kapmes mee om zich een weg door het bos te banen.
39Verder nam hij een meelzak mee, gooide die over zijn schouders en vertrok. Hij liep
40tot hij niet verder kon.
41Toen hij maar niet terug kwam, begon Ma Akuba ongerust te worden: ‘Waar blijft
42Anansi toch zo lang?’
43Intussen kwam Anansi bij de hut waar Dood woonde en keek eerst of er iemand
44thuis was. Hij opende de deur van de keuken, glipte naar binnen, vulde de meelzak
45met vlees en vertrok. Hij dacht: ‘Niemand heeft me gezien, dus wat niet weet, wat
46niet deert.’
47Toen Dood thuis kwam, ging hij de kamer in en verkleedde zich. Daarna liep hij
48naar de keuken. ‘Hee, het lijkt wel alsof er iemand geweest is. Ik dacht, dat ik zoveel
49vlees had, maar er is niet zoveel meer.’ Hij dacht er verder niet over na en begon aan
50zijn maaltijd.
51Een volgende keer deed Anansi hetzelfde en hij kwam telkens terug. Maar op zekere
52dag bleef Dood thuis om de dief op heterdaad te betrappen. Hij wist niet wie het
53vlees wegnam en verstopte zich.
54Het duurde niet lang of hij hoorde iemand komen. Anansi keek rond, maar alles leek
55normaal. De deur was niet afgesloten en hij zag niemand. Hij ging de keuken binnen,
56vulde zijn zak met vlees en gooide hem over zijn schouder.
57Toen hij de hut wilde verlaten pakte Dood hem vast en schreeuwde: ‘Zo, dus jij bent