ambassadeur van Zuid-Korea - die was het overigens met ons eens - en contacten met de andere lidstaten van de Unie en van de Koreaanse buurlanden. Hierbij mocht de houding van Japan niet worden onderschat. De geschiedenis speelde nog een rol en de productie van raketten in Noord-Korea bleef onrust baren.
Toen op 23 maart 1999 in openbare zitting van het parlement moest worden gestemd, deed er zich een incident voor. Als hoofdrapporteur kwam het mij toe als eerste het woord te nemen. Ik diende drie amendementen in op de ontwerpresolutie en stelde voor om twee paragrafen te schrappen omdat commissaris Sir Leon Britton een verzoenende verklaring had afgelegd inzake de informatie van het parlement over internationale akkoorden gesloten door Euratom.
Ik haalde het met de steun van de ‘twee rapporteurs voor advies’. Onze eendracht bleef voorbeeldig. Over het voorgestelde program echter sprak de jonge Belg Olivier Dupuis een zeer agressieve rede uit. Hij was in Italië gekozen op de lijst van de Linkse Radicalen en verzorgde zijn interventies altijd zeer goed. Ik zag in hem een oprecht idealist, een overtuigd Europeaan, een harde werker. Nu ontketende hij een ware aanval tegen Noord-Korea en beschuldigde dit land van gruweldaden, schending van mensenrechten en autoritaire willekeur. Hij stelde dan ook voor om de ontwerpresolutie te verwerpen.
Iedereen keek naar mij zodat ik me verplicht voelde opnieuw het woord te nemen. Het was een gewetenskwestie en tegelijkertijd een keuze van strategie en tactiek. Veel van wat Dupuis zei was waar, maar er bood zich nu een kans aan om de deur op een kier te zetten. Met onze voorstellen zou wellicht een beter klimaat ontstaan waarin onderhandelingen mogelijk werden en de eenzaamheid van Noord-Korea werd verbroken. Misschien konden op die manier verstandhouding en regimeverbetering worden bereikt. Voor de eerste keer sinds het einde van de Koreaanse oorlog leek zulke kans tot de mogelijkheden te behoren. Mochten we die verloren laten gaan? Ik vroeg om het program toch goed te keuren en het parlement volgde mij.
De rapporteurs Brinkhorst, Ford en ik ontvingen heel wat gelukwensen van de verschillende strekkingen. Diplomaten vroegen ons om onze inspanningen voort te zetten.
Drie maanden eerder, op 26 januari 1999, was mijn rapport over de Centraal-Aziatische Republieken goedgekeurd. Ik had het opgesteld op