39
Ontwikkelingslanden en Europa
De Commissie Ontwikkelingssamenwerking was de meest ideologische gekleurde van het Europees parlement. Daarin zaten ook de wereldverbeteraars die met hun ideeën in het eigen land geen succes hadden geboekt maar die probeerden ontwikkelingslanden tot proefvelden voor hun utopieën te maken. Het was duidelijk dat de verdedigers van een vooral nationaal beleid van ontwikkeling ook hier de instructies van hun politieke meesters probeerden ingang te doen vinden tegen de stroming in om zulk beleid internationaler en, om te beginnen Europees, te maken. Ook viel het verschil van houding op tussen de economisch geschoolden en degenen die met sociologische plannen de derde wereld benaderden.
Als medevoorzitter van de Paritaire Assemblee der ACP-landen (Afrika, Caribische Zee, Pacific) was het mijn plicht me in die Commissie actief te tonen. Het Verdrag van Lomé bepaalde dat een paritair samengestelde assemblee tweemaal per jaar, telkens gedurende een week, zou vergaderen. De debatten en stemmingen zouden gaan over de uitvoering van Lomé en de ontwikkelingspolitiek in het algemeen. Twee permanente commissies zouden gedurende het hele jaar hun taak volbrengen.
De voorzitter van de Commissie was de Franse socialist Henri Saby. In het begin zag hij me kennelijk niet graag in zijn gebied verschijnen, maar naarmate hij merkte dat het nooit mijn bedoeling was zijn gezag aan te tasten, kwamen we nader tot elkaar en werkten we goed samen. Om een of andere reden kwam hij echter in botsing met zijn partij en werd hij niet meer opgesteld bij de verkiezingen.
De algemene tendens die zichtbaar werd in de wereld van de ontwikkelingspolitiek vertolkte een ontevredenheid, een wrevel, een ongenoegen met de bestaande situatie. De verhoopte resultaten bleven uit. Niemand wist goed welke weg moest worden ingeslagen. De grote profeten in deze sector, René Dumont, Jan Tinbergen en Gunnar Myrdal, waren