Maar op welke essentiële punten legde het document, dat ondertussen de betekenis van een parlementaire verbintenis had verkregen, de nadruk? Het vormde weliswaar een samenvatting maar dankzij een heldere eenvoudige structuur konden achtereenvolgens worden behandeld: de doeleinden, de beginselen en de concretisering van het Afrikabeleid.
België wilde de behartiging nastreven van de economische welvaart en het sociaal welzijn, zowel van de Afrikaanse als van de Belgische bevolking, met eerbiediging van beider identiteit. Anderzijds stond België erop met een positief imago deze problemen te benaderen, zonder imperialistische neigingen, als land met grote ervaring en traditie in Afrika, lid van de Europese Gemeenschap, en met degelijke actiemiddelen. Een land dat wilde opkomen voor een ontvoogd, stabiel Afrikaans Afrika.
Dit beleid zou steunen op enkele beginselen, zonder daarbij de banden over het hoofd te zien die bestonden met de Arabische wereld. In het nieuwe tijdperk behoorde iedere koloniale referte tot de voltooid verleden tijd. Dat betekende geen inmenging in binnenlandse aangelegenheden van Afrikaanse staten. Dit sloot geen verdediging van de menselijke waardigheid uit, maar verwierp wel het scheppen van invloedszones. Dit bevestigde de geografische diversificatie van de Belgisch-Afrikaanse betrekkingen, maar ook een weigering om Afrikaanse landen tegen hun wil te betrekken in ideologische betwistingen. Het legde de nadruk op de aanmoediging van inter-Afrikaanse samenwerking.
België verklaarde gehecht te zijn aan de rechten van de mens en hoopte de eerbiediging ervan te kunnen bevorderen in Afrika, rekening houdend met cultuurhistorische elementen en Afrikaanse eigenheden. Voor de spanningshaarden, vooral in Zuidelijk Afrika, zou de Belgische partner zich inspannen om voor alle landen aanvaardbare oplossingen aan te moedigen, onder meer zelfbeschikkingsrecht, ook voor Namibië, en ‘antiapartheid’ voor Zuid-Afrika. Oplossingen met eerbied voor de democratie. Ook werd een grotere Afrikaanse inspraak vooropgesteld in de ontwikkelingspolitiek van de EEG. Zulk Afrikabeleid zou worden ingepast in een globale visie op onze betrekkingen met het geheel van de ontwikkelingslanden, met steeds een bijzondere zorg voor de armste. Op basis daarvan zou een beleid op drie niveaus worden uitgewerkt: op nationaal vlak, op het niveau van de EEG en op multinationaal vlak. Dit liet toe concrete maatregelen op te sommen die de opvattingen in een dynamische actie zouden omzetten, onder meer door het Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking, leningen van staat tot staat, participatie, openbare financiën en betalingsbalans, Wereldbank en Afrikaanse Ontwikkelings-