overhoop rammelen. Ik snak al naar straks om haar weer terug te kunnen voeren.
Maar wat ze hier eigenlijk kwam doen, daar kon hij geen antwoord op geven, daarbij dat zijn mijn zaken niet, zei hij, en hij viel stillekens in slaap in het rustig stamineeken.
Een uur nadien kwam de meid van de pastoor op de ruit tikken en aan de bazin zeggen, de koetsier te roepen.
De pastoor kwam zelf in de deur, gaf hem geld en een handsvol cigaren.
Al wegrijdende riep de koetsier naar de bazin die natuurlijk kwam zien: - Ze blijft. Spijtig voor mij, zoo alleen naar Brussel! En krachtig smorend reed hij er van door.
Toen het avond geworden was, zagen de menschen de pastoor met die dame het begijnhof optrekken, naar 't huis van Juffrouw overste.
- Een nieuw begijn bijgekomen, ging het gezegde.
Doch 't was niet zoo. Een week later woonde die rijke dame, in het klein huizeken ‘De Goede Herder’, bij 't begijntje Verdonck, achter de kalvarieberg.
Een rijke dame in zoo een klein, simpel huizeken! En ze naaide en brodeerde voor de menschen uit de stad!
De tongen gingen hunnen gang, en achter de gordijntjes wierd naar het raadsel gezocht.