onschuld te bewijzen. De boschwachter schuift zwijgend bij, de twee dochters bezien wonderenhopend den pastoor, die een dunnen troost uitzucht met te zeggen, dat er ergens diep in de heide, over de vaart, een hoeve is afgebrand. Ook erg. Maar hoe zoo'n huwelijksboom vervangen?
Allen staan zwijgend rond de verwoesting geschaard.
En meneer de secretaris vindt het.
Eenige van de nog gave twijgjes afsnijden, ze scheut probeeren te laten krijgen en dan 't sterkste terug planten. 't Blijft dus dezelfde boom, 't sap is niet verbasterd, de generatie gaat voort, de pedegré is niet geschonden.
‘Bon, bien,’ glimlacht de baron. Hij legt een zalvende hand op madam haren schouder, en zegt opgelucht tot de omstaanders dat de planting zal plaats vinden met de noodige festiviteiten, zooals toen. ‘Monsieur le secrétaire, 't is gij