zwaar van belastingen of wijsvingerrecht, goedkoop, maar met omtrent geen huizen langs de baan.
De burgemeester, die voor de omwegen is, neemt met veel beslag een rolleken papier uit zijn marokijn, en ontrolt voor de zooveelste maal den nieuwen steenweg voor hun oogen open.
Hij wijst het voordeel der kronkelingen met al zijn vingeren, waaraan groote ringen en witte nagelen blinken.
‘Ik blijf bij mijn gedacht,’ zegt Dré de Zon.
‘Wat is uwen gedacht?’ vraagt de baron geërgerd, die het gedacht al jaren weet.
‘Recht op recht, de oude baan, die er al ligt, laten bekasseien,’ zegt Dré de Zon, bang en durvend, met zijn oogen in zijn bier.
Met een fel: ‘Neen Menheer...’ knipt de burgemeester hem het woord af, en na een medelijdende glimlach zegt hij: ‘Versta nu eens