daarom juist zoo indrukwekkend, een groot spinneweb, tusschen twee stammen gespannen.
De draden van het net, die anders strak gespannen staan, zakken nu door van zandkleine dauwdroppeltjes. Heilig als een zilveren ster, die optrilt uit den schemer. Een exotisch borduurwerk, een filigranen gedachte, een briljanten zucht... Men brengt de hand aan den hoed, een knie heeft goesting om te buigen... Een konijn komt er voor recht zitten op zijn achterste pooten en prevelt van verwondering...
Maar ineens steekt de zon een koperen bazuin door den mist.
Rap! Rap! Vouwt nu alle stilte op, want de morgen is gekomen!
En in de diepe bosschen van 't kasteel, van een klare beek doorkabbeld, waar eik en lork en berkenboomen staan, met tusschenin drie-meter-hooge varens, boschlelies en ander kruid, is het een blinkend ontwaken van den maag-