Het was stil en donker in het huis.
Plots kreeg Marus een schok, schoot halfwakker, en vroeg: ‘Roos hebt g' iets gezegd?’
Roos antwoordde niet, en terwijl hij met één oog probeerde wakker te blijven, met twee kon hij het niet, sliep hij terug in.
De nacht werkte zich traag voort, vol stilte en duisternis.
En weer kreeg hij een schok. ‘Roos wat is 't? Moet ge drinken?’
Roos zweeg.
Hij rilde van klamme kou, en wierd duidelijk wakker. Hij zocht naar het lichtje, het was uit; hij luisterde naar d' horlogie, ze stond stil.
‘Roos! Roos! wat is 't?’
Roos antwoordde niet.
Ineens voelde hij hoe koud zijn vrouw was. Hij betastte haar arm, als marmer zoo kil. Hij luisterde recht opgezeten over haar hoofd liggend, naar haar asem. Zij had geen asem meer.
Toen begreep hij het, sprong het bed uit, stak licht aan om te zien - maar hij deed zijn oogen toe, hij dierf niet zien.
Hij tastte naar haar hand, en hij knielde neer