- Ziet ge hoe verstandig menheer is, zegt het boerken... en tot mij, ja haalt gij de flesch, jonge menheer, ik zal u met de speelkar tot aan de statie brengen... 't is morgen zondag, dan gaat het niet, maar overmorgen...
- Wat zal het kind blij zijn, als ik haar dat vertel, zucht Marie opgelucht.
- Ik maak haar niet kapot, zegt het Everzwijn beslist...
Hij luistert naar buiten. Daar klinkt een doffe hoefslag, een belgerinkel...
- Zwijgen en geen woord daarover, als hij er bij is...
De dokter komt binnen, een korte oude heer met lange haren, rozig en gladgeschoren.
Hij gaat met Marie en het Everzwijn naar boven.
Het boerken legt mij ondertusschen uit welken weg ik nemen moet, ginder. De borstsiroop aanziet hij voor een mirakel. Als anderen er mee genezen zijn, waarom zou dit bij haar dan ook niet helpen?
Mijn hart is ineens losser. Mijn gebed zal verhoord worden. Cecilia zal genezen!
- Hebt ge ooit zoo een koppigen kei geweten, meent het boerken. Het zou mij niet