het, smaak ik het door heel mijn wezen, dat ik haar liever zie dan Roelinde, dat ik haar als vrouw meer begeer dan Roelinde.
Het begint in de verte te rommelen, als zij daar aangetrippeld komt met een mandje aan de hand.
Als ik haar tengere lichaam in mijn armen neem, is alle jacht en schaamte vervlogen.
Er is geen toekomst en geen verleden meer
- Ik ben zoo gelukkig, zucht ze.
Ik vertel haar over mijne liefde, hoe die ontstaan is, en ze heel mijn hart en ziel heeft ingenomen.
- Het is bijna gelijk een droom, prevelt ze.
Ze is niet veel van zeggen. Ze luistert maar, vol vereering en vertrouwen.
Ik spreek ook over haar vader.
Dan komt de bezorgdheid in haar oogen. - Die mag er nooit iets van te weten komen, die mag er nooit het minste van vermoeden.
- Arm kind, zeg ik, we hadden elkander vroeger moeten tegenkomen.
- Het heeft misschien zoo moeten zijn. Ze bijt op de lippen om de tranen tegen te houden.
Aarzelend leg ik haar uit, hoe de liefde met Roelinde gekomen is, van in de prille jeugd;