Ruffinus gaf. Hij had bijna voor haar alleen gepreekt. Hij riep haar met zijn ziel van naar God te gaan, en hij zag aan hare begeesterde oogen, dat ze mee ging en haar eigen los maakte van de wereld. Een engel. Hoe dikwijls begeerde hij niet haar aan te spreken. Uit kieschheid had hij dit verlangen overwonnen, maar nu dezen noen als hij van een zieke weerkwam, had hare tante hem aangesproken en gevraagd of Mejonkvrouw Clara hem eens kon spreken buiten de weet van haar familie. Hij had dit waterke als plaats uitgekozen.... Het water was uit zijn handen geloopen.
- Zuster Water, Broer Boom, verheugt u met mij! Daar gaat een engel komen! Hij liet de druppelen van zijn vingertoppen lekken. Hij hoorde hout kraken en met de gauwte veegde hij zijn natte handen aan zijn pij af.
Daar was ze met hare tante; die bleef staan, en Clara kwam alleen vooruit. Ze had een langen mantel aan over een kleed van groene zijde. Franciscus deed een stap naar haar toe en zei eerbiedig:
- De vrede des Heeren zij met u.
Ze stond daar als een droom. Een droom van jeugd en schoonheid; een smal figuurke van achttien jaar; en met dit wit gezicht, die lange blauwe oogen, dien rechten neus, dat klein rood mondeke en dat mild blond haar, was ze lijk een lentemorgen, die mensch geworden was.
Ze bezagen malkanderen aangedaan. De wereld rond hen verdween als een smoor. Ze zagen God in elkander. God, die hen bijeenbracht als iemand die zijn twee handen bijeen-vouwt om te bidden.
- Zuster, zei hij, en hij deed van dichter bij te komen. Zij rilde. Hij, dien zij zoo bewonderde, noemde haar zuster. Ze nam zijn uitgestoken klamme hand.
- Broeder, zuchtte ze. Ze stonden samen aan dat waterke hand in hand. Ze zwegen. Ze moesten elkander zoo veel zeggen, maar nu ze bijeen waren, waren ze te vervuld van zaligheid om er aan te denken.
- Ik zou uw leven in Jesus en de armoe willen deelen, zuchtte zij.
- God zij geloofd! juichte hij stil en heilig, om d'eerste zuster van de armoede.
- Zegen mij, Broer! vroeg ze. Zij boog het hoofd, zij knielde. Haar haren vielen nevens haar wangen uiteen, en met de handen gekruist op haar borst verwachtte zij zijnen zegen. Maar hij ook knielde voor haar. Dan gaf hij haar