Door de dagen (onder ps. Polleke van Mher)(1987)–Felix Timmermans– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Oud Nijdig blies de wind uit 't noorden en verjoeg met wild geweld d'afgevallen beukenblaren over 't blakke stoppelveld. In de berries van een korde- wagen met een drooge as, die gedurig jankte, ging een ventje in zijn winterjas. Hoog en puntig lijk een trefter een verkleurde hoedje, stond op zijn kop lijk vastgegroeid en met een smerig lint er rond. [pagina 19] [p. 19] Om zijn bruinverkorsten hals was een gebloemde doek gestropt en zijn handen waren diep in wollen wanten weggestopt. In zijn tandeloozen mond en met een koopren hoosken op bevend lijk een vlamme stak een zwertdeurrookte pijpekop. Aan zijn rooden neus gelijk een beier van een rozenkrans hing een lek te bigglen, blinkend in de rosse zonneglans. Vorige Volgende