ach ik begrijp mezelve niet. De gevoelens van mijn hart zijn te ingewikkeld. Vandaag denk ik dat ik zoo ben, en morgen ontdek ik een ander mensch in mij.
Ik geef U het recht mij niet te begrijpen, maar ik duld niet dat ge mijne liefde niet de hooge liefde acht.
Noem mij angstig, laf, belachelijk, maar zeg niet dat mijn liefde klein is! Wat ik voor U doorsta in de eenzaamheid van mijn hart, is een echte calvarieberg. Ik wilde dat ik arm kon zijn en lichamelijke pijnen had, maar met een helder, afgeteekend uitzicht op het leven. Hoe zou ik dan met u weg gaan, alle leed voor u dragen, dwalen langs de wegen, honger en kou doorstaan, als ik maar bij u was.
Wat is mij pijn en ellende als mijn hart maar licht van vrede is!
Guido, ik wil voor U alles doorstaan, en ook gaarne sterven. Maar nu, zooals onze toestand nu is, nu uwe vrouw tusschen ons staat, neen nu kan ik niet, nu kan ik U niet dóór liefhebben. Ik wil U beminnen en liefhebben en vereeren in de gedachte, als een God. Meer kan ik niet, O Guido, mijn Guido! Maar voelt ge dan niet dat het niet kan, dat het niet mag! Moet ik dat met bloed en vuur schrijven om U dat doen te begrijpen?
Ach ik bid U pijnig mij niet langer! Waarom zou onze stille liefde niet schoon en rijk kunnen zijn, als ze maar echt is en waarlijk uit het hart komt?
En dat is ze toch nietwaar? Dat is ze bij U en bij mij, nietwaar?
Ach, ge maakt mij toch zoo angstig! En nu stelt ge me als op een keuze. Ik was reeds zoo gelukkig en nu ineens jaagt ge weer de onrust en het verdriet moedwillig op.
Ik kan niet kiezen!
Ach kon mijn verlangen naar U maar rusten en slapen!
Kon ik U vergeten en had ik maar den moed om terug naar Italië te gaan.
En... ja dat begin ik nu ook te wenschen: zachtekens met mijn hoofd op uwe borst dood te gaan en dan voor altijd de rust, de zalige onbewustheid genieten!
Want ik wilde dat er noch Hel, noch Hemel was.