Het lied van Katinka.
Nieuwe wijn wierd bovengebracht en versche sigaren ontstoken.
Koekoek speelde ieverig op de kapotte mandolien met haar gebroken ziel, maar zijn geestdrift en zijn romantiek haalde er nog vonken van melodij uit.
De Dolfijnen vonden ze uitstekend, gemoedelijk als een oude vriendin, die steeds hunne vreugde en hun verdriet in gonzende klanken mee uitzong en voor een nieuwe zouden zij ze niet vertuikeld hebben.
Doch nu ze vandaag, lijk Pirroen had gezegd, de schoonste vrouw van hun leven gezien hadden, was hun geest en hun hart zoo blij-uitbundig, dat z' er behoefte aan hadden veel klankvleugelen aan hun geestdrift te binden. En omdat ze geen instrumenten bij hadden, noch viool, noch clavecimbel, fluit of klarinet, niets dan een kapotte mandolien, maakten z' er zelf.
Barbara haalde al de haarkammen uit haar huis. De Dolfijnen hielden er een stukje boterpapier tegen en ze zongen er op. 't Ware als bieën die gonsden, 't wierd soms door de tweestemmigheid lijk een orgel in een kerk.
En op dit muziek van haarkammen en een mankvoozige mandolien zong Corenhemel het lied van Katinka, dat zij hem geleerd had toen de maan boven de donkere bosschen klom. Het was het lied waarmede hij zijn heimwee naar ginder besproeide en bedauwde, dat hem was als een psalmgebed, als een verre vereering voor zijn Russinnetje, dat misschien al lang dood was.
Hij stond recht tegen den muur, in zijn slanke lengte, zijn verzorgde kleeding, en de zilveren kroon op de zachte blonde haren. Zijn glad, bleek gezicht wierd mager onder het zingen, zijn neusvleugels trilden, en zijn oogen staarden als naar iets heel schoons, dat stillekens nader kwam.
Slijpend en danig treurig weende het lied, dat de mannen