hart, en mijn liefde, mijne bewondering zongen en weenden in den overheerlijken zang van Mozart!
Verstond ze mij, begreep ze mij, mij armen doolaard? Later wist ik van ja, toen wist ik het niet; maar ze wierp mij een geldstuk en trok zich dan beschaamd weg.
En omdat ik haar niet verstond, was ik verontwaardigd, en met een ruk trok ik mijn zilveren gespen van mijn schoenen, het eenigste wat ik nog van mijn moederken had, en wierp ze met het geldstuk het open venster in! Ik wilde in haar oogen geen bedelaar zijn!
's Avonds wierp ik een briefje, ach een vuil papierken, maar met schoone woordekens op, voor de bloeiende geraniums, dat zij, begenadigde der liefde, 's morgens bij het bloemen begieten vond.
Den anderen dag als ik weer voor haar venster speelde, wierp ze mij haastig een roos, een witte roos, die ze van haar jurkje trok! En o Simon, met die bloem wierp ze mij haar hart.
En wijl ik, geloof ik, een fakkel van geluk was, kwam haar vader, een ernstig gladgeschoren gezicht met staalgrijze oogen, dreigend aan het venster, stiet haar ruw weg en wierp verontwaardigd zijn houten snuifdoos naar mijn kop. Ach Simon, pas had de liefde ons in geluk vereenigd, of het verdriet greep het reeds met zijn geweldige klauwen aan.
Maar toch beminden wij elkaar, wij zagen ons, wij kwamen bijeen, onze liefde was een zon! Doch weder vernam het haar vader, een onweder van een man, hij is klerk op een orgelfabriek, en hij sloot haar op, als een vogeltje. Ze mocht geen voet meer van haar kamer af of ze moest eerst zweren alles met mij af te breken. Nog voor geen honderd vaders, Simon, deed zij het.
Een oude meid, die bij hen kwam kuischen, bracht mij steeds nieuws van hare liefde, en ook brood, want ik zoog soms op mijn vingers om mijn honger te stillen. Ik kan het niet meer houden! Weten dat zij, mijn Grain d'Or, gevangen zat, leed en er misschien stilaan van dood ging, dat deed mij soms zelf het eten laten staan dat hare milde hand mij brengen liet.
Neen, ik kon het niet meer houden, en 'k heb haar van